Pagina's

zondag 3 oktober 2010

Heel even Jakarta

Opeens heb ik geen idee meer wat ik mij ooit bij Jakarta heb voorgesteld. De stad spreekt me niet aan, wel de mensen die mij om niets aanspreken. Of eigenlijk om heel weinig, om die vracht rupiah's, omgerekend een paar eurocenten die ik zou moeten betalen in al die eettenjes in de oude stad. Maar helaas kan er vanwege de GGD geen sprake zijn van eten kopen op straat ... Eettentjes zijn het ook niet, men heeft het hier over rijdende kraampjes die vaak kleurrijk zijn opgesierd ... Ik voel vooral deernis met al die mensen die aan een paar centen proberen te komen, maar ik snauw ze toch maar weg als ze op vliegveld Soekarno-Hatta bij de bagage-afgifte proberen mij hun kruiersdiensten aan te smeren ... Omdat ik stoer genoeg ben om mijn eigen bagage te vervoeren, maar ook omdat ik me ronduit beroerd zou voelen om de luizige fooi die de jongens in blauw en zwart voor hun diensten betaald krijgen ... maar aan de andere kant ... maar ja er zijn zoveel andere kanten ...
Overigens, wie graag een parodie wil zien op westerse binnenhuisarchitectuur die raad ik het hotel aan, waar ik een nacht bivakkeer ...

vrijdag 1 oktober 2010

Vertrekken



'Partir c'est mourir un peu', zo heet dat – ijs, weder en spelling dienende – in het Frans, vertrekken naar Porto op Saparua betekent een eerste stap zetten naar een nieuw leven …

Ingehouden


Jaren zestig van de vorige eeuw – ik stond in de opening van de kamerdeur en ik popelde om die oom eens van dichtbij te bekijken maar een enkele blik van mijn vader, het hoofdschudden van mijn moeder hield mij op afstand … ik verstond weinig van wat die oom mijn vader op sombere toon toefluisterde, ik verstond helemaal niets van de grimassen die mijn vader trok, van de tranen die in zijn starende ogen opwelden … mijn vader en huilen, dat leek op die keer dat ik een dame ergens in een dorp aan de Ierse westkust in goed gearticuleerd Engels naar de weg vroeg. De dame monsterde mij met aan wantrouwen grenzende verbazing en zij vroeg toen aan mijn toenmalige geliefde 'Is the man really speaking English?' … Bij een buitenaards wezen met vreemde huidskleur bedenkt men geen Engels, bij een beroepsmilitair van het KNIL bedenkt men niet de grimassen die wij trokken als diezelfde man ons in een woedend betoog de basisbeginselen van wellevendheid bijbracht, niet dezelfde tranen als de onze als na de preek de klappen met de broekriem volgden. Het ingehouden huilen, dat vreemde trekken met de mond gold de de dood van mijn grootmoeder in het opeens wel heel erg verre Vaderland, die mijn vader door die oom kreeg aangezegd.
Vandaag, een jaar geleden was ik het zelf die een moment opeens onherkenbaar was voor Joch Bé … ik kreeg de dood van mijn moeder door Broer Ef aangezegd en Joch Bé hoorde hoe mijn stem brak toen ik aan de telefoon de droeve tijding doorgaf aan Geliefde. Joch Bé is er niet zo één die zich op een afstandje, in de opening van de kamerdeur laat fixeren want zijn Geest heeft al zoveel generaties achtereen over de slagvelden gezworven. Hij heeft ze gehoord, de onverzettelijke mannen die in het stervensuur om hun moeder roepen, maar ik besloot terstond tot vermanning toen ik zijn troostende handen van achteren op mijn schouders voelde. Ik besloot mij, vijftig jaar na mijn vader, in te houden. Niet uit een zucht naar decorum, maar in het besef dat de balans, de cadans bewaard moet want de lange mars is nog lang niet ten einde. En van opgeven weten wij niet, wij van Maluku die op de troepentransportschepen naar Nederland zijn gekomen … 'Does the soldier really surrender?', dat zal men nooit een dame in een dorp aan de Ierse westkust horen vragen.