Pagina's

zaterdag 28 augustus 2010

God op het podium


Uitgeverij Edet-Popla presenteert ...

'Aan wie moet God zich nu dan nog openbaren?' Zo ongeveer klinkt de verzuchting van de ik-figuur in één van de Meesterwerken van Jan Wolkers (de man schreef overigens niets anders dan Meesterwerken) bij de dood van de streng gelovige vaderfiguur … Als de laatste kerk en de laatste moskee veranderd zijn in een concertzaal annex expositieruimte annex theaterpodium, dan zal God daar terugkeren om Zijn Stem te lenen aan formidabele solisten. Dan zal Zijn Gezicht te zien zijn op de schilderijen van Grote Beeldende Kunstenaars en dan zal Hij Zijn Bedoelingen in theaterstukken laten doorklinken … Na zes weken Porto op Saparua zal men zich op weg naar Nederland onvermijdelijk afvragen wat men nog in dat land van Hoog Geblondeerde Mensachtigen te zoeken heeft. Men zou eindelijk een keer de verzekering kunnen oplichten of men zou een niemendalletje van het kwalijke kaliber Hella Haasse kunnen schrijven dat in China in een miljoenenoplage verkocht wordt … “Er was eens heel lang geleden een donker jongetje in het Verre Nederlandsch Oost-Indië dat in de smaak viel van een lief, want Hollands jongetje en het was dat ze katholiek waren anders deden ze ook samen dingetjes die Sodom en Gomorra op een eerste atoomaanval kwam te staan, maar o wat waren ze blij en gelukkig met elkaar. Maar toen wilden die ondankbare bruine mensjes daar in Verre Landen dat die aardige Hollandse mensen, die erg veel van hun baboe hielden maar merkwaardig genoeg niet meer weten hoe baboe ook alweer heette, dat die zouden 'oprotten naar hun eigen tering-land' … ja, zo boos waren die bruine mensjes, jongens en meisjes en als ze eenmaal boos zijn, nou reken maar dat ze dan stoute dingen zeggen die alleen jullie papa en mama mogen zeggen als het om de buitenlandse buren gaat, maar ja als de geit van de buren zwanger blijkt en er is geen bok in de buurt, dan krijg je dat soort praat … maar alle bruine aapjes op een stokje, jongelui, dat was natuurlijk erg verdrietig voor dat Hollandse jongetje dat moest opzouten naar dit land waar de sociale voorzieningen betaald werden van geroofd Joods kapitaal en wat Oma Hella jullie uit wil leggen: van ieder moeilijk verhaal kan men maar het beste een lullig sprookje maken, dat houdt de illusie van beschaving nog enigszins in stand ...” En als het boekje dan in alle huiskamers van de Verenigde Staten van Amerika gelezen wordt, dan kan de schrijver het er van nemen in Porto op Saparua met al zijn Geliefden om zich heen. Maar als men over te veel kwaliteit beschikt, als men het schrijven te serieus neemt om zich tot het Oeroeg-niveau te verlagen (of tot geneuzel dat onaangename associaties wekt met een – zo zielig, zo zielig – getraumatiseerde 'schrijver' als Ronald Huilebalk Giphart) dan kan men in Nederland alleen maar de zoektocht naar God vervolgen.

Geen opmerkingen: