Pagina's

woensdag 11 augustus 2010

Majesteit

De schrijver wist nog helemaal niet dat hij schrijver was, hoewel hij zich al aardig had verzoend met bepaalde collaterale aspecten van het schrijverschap, in die zin dat hij toentertijd al een opmerkelijk voorliefde voor geneeskrachtige dranken (5 % en werd het echt een dolle boel dan 35 % alcohol) had ontwikkeld. Het Mooie Meisje, met wie hij onderweg was naar Ierland, was er ook zo één waar iedere schrijver van droomt, op wie iedere schrijver wel in hormonaal opzicht indruk wenst maken (met welk oogmerk zou men anders elke dag het gevecht tegen 'writersblock' en bierkaai weer aangaan … ?) Ze woonde weliswaar niet 'in een villawijk', zoals Boudewijn de Groot dat zingt en haar ouders waren niet 'stinkend rijk', 'toch was er niets meer dat haar bond, ze gaf zich aan' wat ze achteraf als een Vage Hond zou kunnen, zelfs mogen typeren.
De schrijver had ad hoc vriendschapsbanden aangeknoopt met bemanningsleden van de veerboot die, van Holyhead vertrokken, voor de kust van Ierland wachtte op toestemming in Dun Laoghaire aan te mogen meren. Men was niet alleen zeer onder de indruk van de blikjes Guiness die de schrijver uitdeelde, en die men – na grondig om zich heen geloerd te hebben – gretig aan de strot zette, men was vooral ontroerd dat de schrijver (die toen nog geen schrijver was, maar allicht dat hij dat de bemanningsleden wel wijsgemaakt heeft) 'all the way from Africa' was gekomen 'to visit our country' … “Upper deck,” fluisterden ze de schrijver (die toen nog niet … nou ja … ) en diens Droommeisje toe, toen het vaartuig aan het afmeren begon. En één van hen verspreidde onder de rest van de passagiers in Lounge B (waar traditioneel de meeste asbakken en biervazen gestolen werden) het gerucht dat men via het 'lower deck' de veerboot verlaten moest. Terwijl de meute zich vloekend en strompelend, huilende kinderen voortsjorrend, narrige pubers schoppend en scheldend op de bagage naar beneden waagde, kregen schrijver en Werkelijk Heel Mooi Meisje alle tijd en alle ruimte om zich naar het bovendek te begeven, waar ze zich als eersten bij de uitgang konden opstellen. Maar hoeveel ruimte men ook kreeg, men slaagde er toch nog in een dame, die daar plotseling stond, zonder dat meteen in de gaten te hebben, bij het afdoen van de rugzak diezelfde rugzak bijkans in het gezicht te slingeren. “Oef, kijk uit,” sprak het Meisje Van Zijn Dromen en Zij bloosde toen Zij met een schuine blik naar de dame wees … Zij bloosde net zoals die allereerste keer dat ze elkaar in het café (waar anders?) waren tegengekomen en Zij hem, na een paar van zijn Stoere Verhalen, bekende dat Zij 'dolgraag' nader kennis met hem wilde maken. En door dat blozen vergat hij zijn goede manieren, maar dat liet de dame niet op zich zitten. “Young man, there are such words as 'I am sorry',” sprak de dame met een stem die aan Margaret Thatcher deed denken. “Well yes, you're right lady. I'm sorry.” De dame, met het Beatrix-kapsel en in een mantelpakje omdat de karikatuur dat nu eenmaal eist, knikte hem met half geloken ogen beminnelijk toe, zoals het de Juf van Klas 1 – Lagere School 1960/1961 – betaamt die haar allerdomste leerling onverwachts een compliment verschuldigd blijkt te zijn. De schrijver dacht aan 'Margaret Thatcher' toen hij over de Oudegracht in het provinciestadje U langs een groepje niet al te goed verzorgd ogende medemensen liep, waaruit zich een meisje losmaakte dat hem aansprak. “Meneer, mag ik u iets vragen,” sprak de jonge vrouw en zijns ondanks werd de schrijver niet terstond bevangen door de gedachte “Godallejezus, heb ik dat weer … heeft mijn onverbeterlijk goede moeder je gestuurd, trut?” “Maar natuurlijk,” sprak hij, waarop de jonge vrouw een uiteenzetting gaf over geld, een sleep-in en de kou die ze des nachts graag zou willen ontlopen. Mevrouw zag zich geconfronteerd met een dilemma, want zou ze het deerniswekkend weinige geld waarover ze beschikte aan voedsel uitgeven dan zou zij voor de nachtrust op portieken zijn aangewezen. Koos ze voor een warm bed, dan betekende dat een weinig aantrekkelijke voortzetting van het onvrijwillige daklozen-dieet. Hij hoorde niet precies wat de jongedame zei, want hij werd bevangen door de toon waarop zij sprak, door haar dictie. De vodden aan haar lichaam konden niet verhullen dat de schrijver te maken had met een dame van klasse. Voorbestemd over geheel de wereld concertpodia te veroveren, geroepen krijgsheren tot vrede te inspireren, musea vol te hangen met Artistieke Pracht … “Jongeman, ik wijs je erop dat je mij te hulp zou kunnen schieten.” Had de jonge vrouw, getooid in het mantelpakje van de dame op de veerboot, die woorden gebezigd dan had hij even vanzelfsprekend broodjes voor haar gehaald in de dichtstbijzijnde snackbar … Hij dacht niet alleen aan 'Margaret Thatcher', hij dacht ook aan zijn moeder, die in weerloze naaktheid tot aan het einde het Majesteitelijke wist te bewaren.

Geen opmerkingen: