Pagina's

zaterdag 14 augustus 2010

Lichtflits


'Kaart spelende Soldaten'- Fernand Léger

Het zal op die voorjaarsdag in 1966 waarschijnlijk niet zijn gegaan over het Kubisme, want de hoofdonderwijzer van de Fijn Christelijke Lagere School die de klas voorging door de zalen van het Kröller-Müller Museum was er zo ééntje die waarschijnlijk als militair in het Chili van Pinochet ijverig zou hebben meegedaan aan de verbranding van boeken over die kunststroming, waartoe onder meer Picasso, Braque en Malevich worden gerekend. “Kubisme? Kubisme? Wat moeten we met die heidense, communistisch-Cubaanse troep?” … 'De Gort van Meier' in plaats van de Mei van Gorter, zoals Jan Wolkers dat beschreef, daar kan men nog een beetje om lachen, maar dat lachen verstomt als de vlam in de pan slaat en de mensenhaat van het rabiate Christen-tuig het fundament onder alle vormen van menselijke beschaving wegslaat, de artistieke in de allereerste plaats … “Schiet nou op, schiet nou op,” sprak die bovenmeester tot dat ene kind dat bleef talmen bij een doek waarop het, dankzij het evangelisch geïnspireerde ongeduld, slechts een aantal tellen kon stilstaan. Er moest natuurlijk bewonderend gekeken worden naar de doeken van Charley Toorop, niet zozeer vanwege de kwaliteiten van het werk, maar omdat het figuratieve werk van Toorop geen aanleiding gaf tot het onnozele “Moet je kijken, dat noemen ze nou kunst … dat ken toch niet, Meester? Wie heb er nou twee neuzen en moet je die drie ogen op die rare kop zien … ” Een flauwe lichtflits, meer was het niet wat dat ene kind op het netvlies gebrand kreeg, maar het was voldoende om het kind door het grauw van die laatste weken onder het strenge schoolregime te geleiden … een vonkje in het duister van de jongelingsjaren met de gekmakende routine van de HBS en de juk van Grootse Toekomstige Verplichtingen door zijn arme ouders opgelegd … een langzaam aanzwellende gloed in de tijd van Sociale Wetenschappen en bekommernis om zijn 'Onderdrukte, maar vooral toch ook wel neokoloniaal uitgebuite' Fijne Landgenoten … feestelijk vuurwerk uiteindelijk, toen het kind was geëvolueerd tot een drankzuchtige verkenner van de maatschappelijke buitengewesten en daar in het café (waar anders?) alweer een nieuwe Geliefde in aangename opzichten tegen het aantrekkelijke lijf liep … “Er bestaat een wereld die veel mooier is dan de kroeg,” sprak de Geliefde en ze nam hem mee naar dat museum, waarvan hij zich alleen nog maar de naam herinnerde, om naar de Stijl–expositie te gaan, maar wat hem betrof om daar “Ja, dat weet ik niet meer wat dat nou precies was … Het was iets, weet je wel … het was het enige in die jaren, een soort anker … nou ja, ik herken het vanzelf wel.” En hij herkende het inderdaad toen hij, voor de Geliefde uit, zo'n twintig jaar later weer door die zalen van Kröller-Müller beende en daar opeens stil bleef staan bij 'Kaart spelende Soldaten' van Fernand Léger.

Geen opmerkingen: