Pagina's

zondag 8 augustus 2010

Voor de camera


Dit is toch de camera?

Als schrijver neemt men het vak serieus. Men stelt het schrijven niet in dienst van zoiets als 'het verwezenlijken van het RMS-ideaal'. Daar zijn andere mensen voor aangesteld, hoewel men zich in gemoede mag afvragen wat die andere mensen zoal doen om dat ideaal daadwerkelijk dichterbij te brengen, anders dan in Hoge Kringen verkeren en daar liederlijke, politiek bedoelde taal uit te slaan waarvan het positieve effect op de maatschappelijke kansen van Zuid-Molukse scholieren nog wetenschappelijk/theologisch moet worden aangetoond. Men is schrijver en men neemt zijn vak serieus, maar men debuteert in een tijd dat er van Overheidswege alles aan gedaan wordt om Zuid-Molukkers vooral maar uit de trein, meer bepaald uit de buurt van de noodrem te houden. Dus kon het een kwart eeuw geleden gebeuren dat een schrijver, die zich niet wenst te onttrekken aan zijn Zuid-Molukse afkomst, allerlei merkwaardig lieden uit Verre Molukse Landen over de vloer krijgt die met heel veel subsidie 'regisseurtje', 'cameramannetje', 'geluidsmeisje' en 'interviewertje' mogen spelen. Het boek, Onder de sneeuw een Indisch graf, waar de schrijver mee debuteerde, dat had niemand van het 'filmclubje' gelezen want het regisseurtje had bedacht dat hij zijn interviewertje zogezegd onbevangen het gesprek in moest sturen … Het is altijd weer een emotioneel moment, dat uur waarop men – Gode zij gedankt – mag constateren dat er Landgenoten zijn die zich ontpoppen tot Heuse Filosofisch Denkende Wijsgeren … “M'n huis uit of ik trap je d'r uit.” Dat is wat de schrijver had moeten zeggen, maar hij vindt het zonde van al dat geld dat uit de Koninklijke Schatkist naar duistere 'iets-met-Molukse-film-wat-dan-ook-kantoortjes' wordt gesluisd en waarvan het geluidsmeisje mag leren – aan de hand van een in het Japans opgestelde gebruiksaanwijzing – hoe nou toch die microfoon aan dat hoe-heet-zoiets-apparaat te koppelen zonder dat er kortsluiting ontstaat en zonder dat de brandweer er aan te pas moet komen en zonder dat de Vreemdelingenpolitie dientengevolge het clubje Malle Lieden van Verre Molukse Landen alsnog op de boot terug naar huis zet. Van het gesprek herinnert de schrijver zich een kwart eeuw later alleen nog maar de insinuerende toon … “Maar dat is toch niet Moluks … ” was een uitdrukking waar het interviewertje heel erg aan gehecht bleek. “Nou, dan zal ik wel geen echte Molukker zijn, hè … ” sprak toen de schrijver. Een constatering die het overbetaalde jongetje niet durfde te beamen, bang als hij hoogstwaarschijnlijk was om door de schrijver op al te Molukse wijze ontmand te worden. Wrok en woede, het zijn kwalijke sentimenten waar de schrijver hoog nodig eens van genezen moet raken … wie weet vindt hij de juiste medicijnen in Porto op Saparua.

Geen opmerkingen: