Pagina's

vrijdag 23 juli 2010

De Duitsers en Het Meisje


Verhalen zijn er om gestolen en doorverteld te worden … het verhaal bijvoorbeeld van een jong, dartel meisje dat in het Amsterdam van 1938 droomt van lange rijen jongemannen die haar mee willen nemen naar het uitgaansleven op het Rembrandtsplein. Die haar zullen introduceren in de wondere wereld van het theater, maar de lezer raadt het al. 1938, nog twee jaar en inderdaad de Duitsers marcheren Nederland binnen (en het is voor het verhaal niet verstandig om erbij te vertellen dat het Nederlandse Leger de Edelgermanen in hun tanks te lijf gingen op geleende fietsen, gewapend met genaaste deegrollen … 'Hadden ze het KNIL er maar op afgestuurd,' zou een pathologisch chauvinistische Molukker dan namelijk geneigd zijn op te merken en men durft tegen een beetje Molukker niet zo goed op te merken dat hij zijn Smoelwerk dicht moet houden … ). Meisjesdromen worden dan alras door kruitdampen aan het zicht onttrokken en bleef het nou maar bij bombardementen en beschietingen. Bij luchtalarm en schuilkelders. Neen, men kreeg aan het einde van de Duitse bezetting ook nog te maken met de hongerwinter. En het eens zo jonge, dartele en welhaast onbetamelijk mooie meisje ziet zich gedwongen op hongertocht te gaan … ze loopt, ze fietst op een rijwiel met massieve banden, ze strompelt en ze struikelt naar en door de provincie … en al die tijd treurt ze niet alleen om de doden, om de weggevoerde Joodse buren ... boven alles beweent ze de teloorgang van haar jeugd. Dit verhaal is nodig toe aan wat rozengeur en ook wel wat maneschijn, zou men denken. En jawel hoor, daar is dan toch die boer in de Achterhoek die de Stadse Meid uit het verre Amsterdam van voedsel voorziet. Hij verlangt van haar geld noch goederen, hij eist zelfs niet haar eerbaarheid op. Wel brengt hij haar naar huis in zijn gammele pick-up met houtvergassingsmotor en vraagt hij haar ouders om haar hand. Van weigeren kan geen sprake zijn (net zo min als van 'Echte Liefde' … ) en na de oorlog baart het eens zo frivole meisje haar Achterhoekse weldoener vijf zonen, maar het liefst was haar het zesde kind. De dochter die op haar lijkt en die ze als bezeten leert zingen en dansen. Tot dat fatale moment, een kwart eeuw na de oorlog, waarop het eens zo lieve, mooie meisje die dochter weer eens afgeluisterd heeft toen die zich alleen in huis waande en met haar hartsvriendin aan de telefoon sprak van 'leuke jongens' en 'toffe kroegen' in de Grote Stad. Moederliefde slaat om in felle haat … “Wat mij niet vergund was, zal jou niet ten deel vallen.” Zoiets, maar dan in het Achterhoeks … Dochterlief, het arme schaap, wordt buiten de deur gezet, bespuwd en vervloekt. Haar wordt een creperend bestaan in de goot toegewenst, iets anders komt een 'hoer' niet toe … Een 'hoer' is die dochter uiteraard niet … gewapend met haar Trots (geërfd natuurlijk van de Furieuze Moeder) kapt zij zich een weg door het leven (deze zin nog laten analyseren op kitsch-gehalte … ) om midden in dat leven, meer bepaald in de kroeg, een Molukse Zoon van het KNIL alleszins tegen het lijf te lopen. Met hem wilde ze wel het leven delen want hij was van een andere wereld en de wereld, de planeet, het universum met haar Tirannieke Moeder delen, dat wilde ze niet meer … Zij baart hem een drietal zonen, maar het liefst was haar – de lezer had al zo'n vermoeden – het vierde kind. De dochter die niet eens op haar leek … “Aardig verhaal,” zal een beetje uitgever opmerken. “Maar voor het drama is het goed als er een conflict komt tussen die dochter en die kleindochter van de Amsterdamse Dame … dat die dochter die kleindochter steeds maar weer samenzweerderig vraagt of ze al een vriendje heeft en of ze wel aan condooms denkt als ze uitgaat en meer van dat soort ellende … Dat je een rode draad in het betoog krijgt waarin die kleindochter haar moeder van alles verwijt. Met stampvoeten en huilen en dreigementen en zo en dat die pa wel eens een vriendje van zijn mooie dochter uit het raam gesmeten heeft, je kent dat wel … maar … een mooi verhaal. Moet je vertellen, man want die Duitsers die zijn nog lang het land niet uit.”

Geen opmerkingen: