Pagina's

vrijdag 16 juli 2010

Van Nijmegen naar Porto-Saparua



Ik ging niet eens naar Bommel, laat staan dat ik daar de brug zou zien. Ik ging naar Nijmegen om mijn Lief – die ooit in Bemmel woonde – even te omhelzen. Voor mij was ze wel blij toen ik opmerkte dat het nog maar acht jaar zou duren voor ik voorgoed terug zou kunnen naar Porto op Saparua.
“Wil je dat echt?” “Mijn hele leven al.” “En ik dan?” “Ja, weet ik veel. Het duurt nog acht jaar. We gaan toch straks een stadswandeling maken? Wie weet vinden we ergens bij een stoplicht of op het zebrapad bij het Keizer Karelplein een verdwaalde pot met geld.” Die pot geld had iemand anders natuurlijk al gevonden. Waarschijnlijk – hopelijk – een mooi jong meisje. De grootvader van dat mooie meisje was dakdekker, haar overgrootvader overigens ook, maar haar vader kreeg al hoogtevrees als Opa hem opdroeg de ladder te pakken. Er zat niets anders op dan de jongen naar de universiteit te sturen waar hij zich in eerste instantie ontwikkelde tot wereldverbeteraar, want dat moest toen als je in de smaak wilde vallen bij de leuke meisjes van de linkse faculteit. Hij sprak van 'solidariteit met alle arbeiders', hoewel hij zich op zijn eigen verjaardag een beetje schaamde voor zijn ouders, in hun aandoenlijk slecht zittende zondagse kleren, die geen moeite deden het provinciale accent af te leren en als die arme ouders zijn jaargenoten met 'meneer' en 'mevrouw' aanspraken. Solidair als die vader van het mooie Nijmeegse meisje in zijn jonge jaren was, liet hij zich ook in met 'onderdrukte' en als het even tegenzat ook nog eens 'neo-koloniaal uitgebuite' Molukkers. Daar kwam nog bij dat iemand hem had wijsgemaakt dat je gratis met de trein kon als je vrienden Moluks waren. “Ik wil zo graag net zo klein zijn als jullie,” sprak die wereld verbeterende vader tot een Molukker die hij in de kroeg tegenkwam, waarop hij niet eens tegen een klap op de bek aan liep maar wel de opmerking kreeg toegevoegd “Nou, dan ga je toch lekker op je knieën zitten, mafkees.” Met zo'n vader – die zich inmiddels likkend, duwend, trekkend tot iets 'Heel Belangrijks' heeft opgewerkt – kan zo'n mooi jong meisje uit Nijmegen of Huissen of Velp of misschien wel uit zo'n inteeltgat als Leerdam wel een pot geld gebruiken. Zeker als men bedenkt dat zo iemand ongetwijfeld een moeder heeft die op oproepbasis leerkracht is van de basisschool, die naar eigen zeggen 'eigenlijk' schrijfster is, 'eigenlijk' operazangeres, 'eigenlijk' kunstschilder en die vanwege dat 'eigenlijk' de dag iedere morgen met een fikse borrel begint, want wennen aan de wereld dat valt niet altijd mee. Met dat geld kan het mooie meisje van 13 ½ jaar uit handen blijven van Jeugdzorg en Gezinsvoogd, van wie ze niet mag klagen over die paar klappen per week die ze wel eens van vader krijgt … “Incest? Ja, dat kunnen we allemaal wel roepen.” “Nou, roep dat dan.” … “En dus,” sprak ik tot mijn Lief. “En dus hoef jij alleen maar zo'n mooi meisje tegen te komen en dat meisje stuur je dan op wereldreis en je werpt je op als haar beschermvrouwe. Dat heet in het moderne Nederlands van de iets minder begaafden een 'win-win-gebeuren' … ”

Geen opmerkingen: