Pagina's

donderdag 22 juli 2010

Verwaand

'Uil' - Marcus Ravenswaay. Locatie Chr. HBS Gorinchem

De jaren zestig van de vorige eeuw, dat waren geheel andere tijden. Abortus bijvoorbeeld, dat moest toen nog stiekem en de ouders van de Geblondeerde Foetus, die zich dezer dagen ontwikkelt tot Arische Redder des Vaderlands, die hielden ondanks hun Roomse Achtergrond helemaal niet van stiekem en hoewel Grootse Geert met een ziekelijk oud smoelwerk werd geboren vonden zijn Papa en Mama het om duistere redenen ook nog wat vroeg om het Rotjoch te laten euthanaseren … Heel anders was het leven in die jaren ook voor de Modale Zuid-Molukse Schoolkinderen … Nu lachen Zuid-Molukse Jongeren, samenhangend rond de dorpspomp, blasé om een 'sukkel' als Einstein met zijn oubollige é is emcé-kwadraat en weten ze uit hun hoofd het verschil te berekenen tussen de uitgezonden en de ontvangen frequentie van het geluid, geproduceerd door de sirene van een aanstormende politiewagen. Dat was in de jaren zestig van de twintigste eeuw wel anders, toen moest een Zuid-Moluks jongetje van elf jaar nog heel primitief naar de HBS om daar van alles te leren over de discriminant van een vierkantsvergelijking en over lidwoorden en naamvallen in het Duits. Het elfjarige Molukse jongetje had niet terstond in de gaten wat hem te wachten stond toen op een avond de bovenmeester van de o zo christelijke lagere school plotseling op bezoek kwam. Op zijn gedrag was al enige dagen sinds het pak slaag van vaderzijde de week daarvoor weinig aan te merken. Het jongetje wist wel dat het niet om vrolijke verhalen ging als die bovenmeester zomaar langskwam, want niets aan die bovenmeester verried dat men van het leven iets Groots en Meeslepends kon/mocht maken. De man verspreidde een lucht om zich heen die deed denken aan een slecht geventileerd slachthuis bij zomerse temperaturen en uit zijn neusgaten groeide haar dat hij iedere dag zorgvuldig met nicotine bijteerde. “Kom eens even,” sprak de vader tot zijn elfjarige zoontje toen de bovenmeester met achterlating van genoemde putlucht vertrokken was. “Kut, kut, kut,” dacht het jongetje. Hij voorzag een preek vanwege het één en anders wel vanwege het andere, gevolgd door de opdracht tweehonderd strafregels in kalligrafisch handschrift te schrijven (op geribbeld karton met een vrijwel lege balpen). “Moet je eens even luisteren, kind,” sprak de vader en uit de droefenis in de ogen van zijn verwekker kreeg het jongetje stellig de indruk dat hem de Kruisiging van Onze Heiland ten laste zou worden gelegd. Maar aan de orde kwam dat het jongetje, dat op school voor zijn plezier leerde, hoognodig moest gaan inzien dat leren geen lolletje was. Er volgde een verhandeling over 'verantwoordelijkheden', over 'plichtsbesef' en over 'door God gegeven talenten' en om het pretpakket van een bijpassend feestelijk lint te voorzien kreeg het 11-jarige kind op het hart gedrukt dat het, eenmaal beschikkend over al die kennis die het op de HBS zou opdoen, zich niet zal mogen ontzien om de wondere wereld van de universiteit te betreden met geen ander oogmerk dan de Eer van het Molukse Volk te dienen. De jaren zestig van de twintigste eeuw, dat was de tijd waarin die 24 homoseksuelen per Molukse gemeenschap er alles aan deden om maar zoveel mogelijk leuke meisjes aan de haak te slaan, teneinde verdenking van 'verkeerde lusten' bij voorbaat te neutraliseren. De tijd ook waarin de Modale Molukker met gevaar voor eigen leven, onverzettelijk het Vaandel van de Republiek verdedigend, zijn uiterste best deed de eigen alfabetisering tot een minimum te beperken. Wie het in zijn hoofd haalde – zoals het elfjarige jongetje dat deed – de grammatica te respecteren of een klein beetje Frans te spreken die werd door de altijd weer verbazingwekkend ruimdenkende Molukse goegemeente voor 'verwaand' versleten. En 'verwaande' kinderen mochten van de ene dag op de ander niet meer meevoetballen met hen die tot dan toe zijn vriendjes waren. Gelukkig mocht het 'verwaande' 11-jarige jongetje nog wel meezingen in het kerkelijk kinderkoor. Dat deed hij graag, al was het alleen maar vanwege Carry P, het mooiste meisje uit de straat, om wie hij stelselmatig zijn partituur 'vergat' zodat hij tegen haar aan mocht leunen, haar een beetje mocht aanraken … Jaren later kwam hij haar tegen in het winkelcentrum van de grote stad, waar hij al snel was heen gevlucht omdat daar geen mensen woonden die hem 'verwaand' noemden. “Weet je nog, vroeger?” sprak Carry P. “Ik vond jou altijd wel aardig. Helemaal geen verwaande kwast, zoals al die debielen bij ons zeiden. Weet je nog dat wij nooit voor het zingen de kerk uitgingen?” En ze was nog niet eens uitgelachen toen ze met een schittering in de ogen ontboezemde “En weet je? Ik ga snel dood, ik heb kanker. Dat is toch om je te begillen man?” Haar, Carry P, verwacht het al lang geen 11 meer zijnde jongetje ook te ontmoeten als hij voor het eerst van zijn leven naar Maluku gaat.

Geen opmerkingen: