Pagina's

zaterdag 31 juli 2010

Groeten uit de provincie

'Hoera, we zijn in Holland'

Een aardige vrouw uit een provinciestadje, die hunkerde naar mannen die haar 'leuk, lief & lekker' vonden … 'Ik was gek op die Molukkers bij ons in G,' sprak zij als om hem ervan te verzekeren dat zijn 'etnisch – eh, hoe noem je dat – allochtone' afkomst haar in geen enkel opzicht zou deren in de omgang met haar die ooit de Geliefde was van de schrijver … Hoe dol zij ook was op 'die' Molukkers, tot een huwelijk kwam het pas toen zij een Hollandse jeugdliefde in het café in meerdere opzichten tegen het lijf liep … Er werd getrouwd, er kwamen kinderen van en omwille van die kinderen verhuisde het gezin uit de grote stad naar een dorp waar men die kinderen niet hoefde te zien opgroeien tussen de 'Sjonnies & Anita's' in de straat … Maar wat een schrik toen het nieuws kwam dat er wel eens een asielzoekerscentrum vlakbij het paradijselijke dorp zou kunnen komen … “Hoe moet het nou met mijn kindjes,” vroeg de aardige vrouw zich af toen de schrijver op bezoek was. De schrijver en zijn Geliefde hadden elk een eigen leven gekozen waarin geen plek meer was voor elkaar en de schrijver had bij de boedelscheiding ervan afgezien de vriendschap met het echtpaar te blijven delen. Wel wilde de schrijver met de man zo nu en dan eens verhalen van 'Heimwee, Troost & Verlangen' uitwisselen, omdat die man, anders dan de moeder van zijn kinderen wel wat meer te zeggen had dan 'Wat ik vandaag nou toch heb meegemaakt … of was het gisteren, ik moest naar mijn moeder want die moest met haar buurvrouw en die buurvrouw – ja die ken je niet – die heeft een schoondochter … man, dat wil je niet weten.' Het geschiedde dat de schrijver op een avond in conclaaf met voornoemde vader van de kinderen van die heus wel aardige vrouw – ze stemt uiteraard zoals het hoort SP of als ze in een gekke bui is Groen Links en 'Nee, nee, ben je mal, zeg' uiteraard geen partij die Eigen Volk boven beschaving stelt – op een halve lettergreep na God's bedoelingen met geheel de Mensheid had weten te doorgronden, toen de vrouw in kwestie 'gezellig aanschoof voor een bakkie' … “Maar je weet toch niet wat die vluchtelingen met je kinderen willen?'' verkoos de vrouw te zeggen, want zoals het een echte moeder betaamt hoort de eerste zorg naar het nageslacht uit te gaan. “Dat is het eerste wat jij je afvraagt?” besloot de schrijver maar eens te vragen toen de stilte wat al te pijnlijk werd. Toen de vrouw hem het antwoord schuldig bleef, haalde de schrijver zijn beproefde truc met de GSM-die-op-trillen–niet- op-bellen-staat uit de kast … “Ja, hallo? Hoe is het?” sprak hij in het toestel dat van geheel niets wist. “Oké, ik zit hier nog koffie te drinken bij vrienden, maar ik kom er aan.” Hij liet zich door de heer des huizes naar de deur begeleiden en bij het afscheid werden de obligate woorden 'we bellen nog' gepreveld, maar tussen hen in, tussen hem en de vriend die hem dierbaar was, stond daar die eindeloze stroom verjaagden, stonden er kinderen die dachten dat ze het kwaad ontvlucht waren.


vrijdag 30 juli 2010

Vorm en Inhoud

Gerard Reve (Nacht van de Poëzie te Kortrijk - 1975)

'Kunst is de balans vinden tussen vorm en inhoud' … dat is wat men kan opmerken in antwoord op de domme opmerking die biograaf Nop Maas zich permitteerde over het werk van Gerard Reve … “In zijn sadomasochistische voorliefde voor het tuchtigen van jongelui kan ik mij bijvoorbeeld helemaal niet vinden.” ( zie de Volkskrant van donderdag 29 juli … en men stelle zich Nop Maas voor met de handen zedig voor het kruis gevouwen, een champagnekurk in de 'Geheime Opening' … ). Laat Meneer Maas een biografie van Salvador Dali schrijven, dan is er geen ontkomen aan … “Alleen jammer dat Dali die dure horloges liet smelten.” Het zijn altijd de middelmatige pennenlikkers, de snobs die in literair opzicht een leesteken niet van een witregel of een paginanummer kunnen onderscheiden, die het van een letterlijke interpretatie moeten hebben. Bonter dan Maas maakte Surinaams politicus André Haakmat het in 1975 toen die Gerard Reve beschuldigde van 'vuil racisme' vanwege Reve's gedicht 'Voor eigen Erf' uit 1974 … 'Onze kassiers op de wegen beroofd / Aan ouden van dagen op klaarlichte dag / Hun tasje met spaargeld ontrukt / Onze roomblanke dochters onteerd. / Waarheen, mijn Vaderland? / O Nederland, ontwaak! / Gooi al dat zwarte tuig er uit: / Ons land voor ons! / Op, naar de Blanke macht!' … Haakmat heeft waarschijnlijk geen puberteit gekend … het is 1969 en men had de keuze tussen de dood of de hormonen het werk laten doen en al het vrouwvolk bespringen dat in het rond danst … maar voor dat laatste moest men eerst van de hardnekkige acne bevrijd worden en van dat pluizige haar op bovenlip en kaken waar men het scheermes nog niet in durfde te zetten … men heeft zich teruggetrokken op het zolderkamertje van het ouderlijk huis en men begint gapend aan dat ene boek dat de leraar Nederlands als verplichte literatuur had meegegeven. 'De Avonden' van de Grootmeester opende de deuren naar een feestelijk verlichte wereld buiten de schaduw van het dagelijks leven … De Geest van Grootse Gerard zal ook boven Saparua zweven, want wie een zoon van Maluku heeft gered, die heeft geholpen het Vaandel van de Republiek te verdedigen (en die had – over André Haakmat gesproken – Desi Bouterse wel even een lesje geleerd).


donderdag 29 juli 2010

Moe ...


'Moe' is ook maar een woord … nog 64 dagen, zijnde 9 weken en 1 dag voordat Garuda vlucht 089 opstijgt van Schiphol … “Maar waar heb jij een kopie KTP voor nodig, man?” zegt Neef J aan de telefoon. “Nou, gewoon … ”. “Dat is helemaal niet gewoon.” … “Zeg, A … Neef J zegt dat we geen kopie KTP nodig hebben.” “Volgens het reisbureau wel … En ga je wel op tijd naar de GGD?”
Ik heb al geen zin meer om naar Maluku te gaan, vooral niet als Neef B, Neef R, Nicht M en Nicht C mij ook niet aan het adres en het telefoonnummer van Nicht J in Porto kunnen helpen … gewoon niet gaan, dat begrijpen de filmmakers AV en JAJ heus wel en Joch B die peper ik wel in dat er op Saparua geen internetverbinding gemaakt kan worden en kan hij wel zes weken zonder al zijn Hyves-vrienden? En zijn zusje huilend achterlaten, kan dat wel? En zo koud is het hier in oktober en november met die klimaatverandering nou ook weer niet en hoe moet ik op Saparua mijn 57ste verjaardag vieren zonder mijn drie andere kinderen? 'Moe' is ook maar woord … zes weken zonder het rituele verontwaardigde geblaat over Grote Blonde Geert en dat achterbakse CDA-tuig, dat is toch warempel wel een aardig vooruitzicht. Ik hoor in november dan wel hoeveel punten Ajax inmiddels alweer verspeeld heeft en hoe erg iedereen mij gemist heeft op de 60ste verjaardag van Oudste Zus H … en mijn ouders? Ja, mijn ouders in hun graf in dat godvergeten Leerdam. Daar liggen ze dood, in Porto op Saparua waarschijnlijk niet.

Lutjegast

Nescio - JHF Grönloh (1882-1961)

Het spijt de Nederlandse Spoorwegen oprecht de veel betalende clientèle op station Nijmegen Centraal te moeten mededelen dat zij omvangrijke werkzaamheden verrichten aan station Arnhem Centraal. “Reizigers in de richting Utrecht Centraal reizen het snelst via 's Hertogenbosch.” “GVD”, maar dan voluit is men geneigd te denken. “Straks wordt er nog omgereden via Vaals, de Hondsbossezeewering, Radio Kootwijk of pakweg Lutjegast … Maar in Lutjegast komt men niet zomaar, daarvoor moet het 1944 zijn, men moet 8 jaar oud zijn en men heet Okko Warmenhoven. En wie is dat dan wel? Okko Warmenhoven was tot aan zijn plotse dood op 47-jarige leeftijd in 1983 universitair docent Wijsgerige Andragologie – 'hoe zei je dat?' – aan de Rijksuniversiteit van Utrecht … 'Waartoe verleent men hulp? Met welk recht, met welke intentie? Vanuit welk mensbeeld?' … Men verleent hulp aan die 'Arme, Arme Molukkers' omdat men … tja, waarom eigenlijk? Kunnen die mensen zich niet gewoon hier aanpassen? “Dat ze net zo goed Hollands gaan praten als 'mij' en alles, weet je wel … ” Met z'n allen seizoenkaarthouders van Ajax worden? Of dat ze net zo lang alleen maar met Onze Hoogblonde Leuke Meiden en Knapen je-weet-wel doen dat ze over honderd jaar eindelijk ook eens een zonnebank kopen in plaats van heroïne … Okko Warmenhoven was een Held van het Individuele Geweten. Een man die het poëtische zocht, waar anderen al meningen en standpunten paraat hadden. Een Denker die willens en wetens het actie voerende deel van zijn studenten de collegezaal uitjoeg door uit het niets te verklaren dat hij helemaal niets had met WAO-ers … om het verontwaardigde geroezemoes te overstemmen pakte Warmenhoven uit zijn ouderwetse schooltas een exemplaar van Nescio's verhalenbundel om Titaantjes voor te lezen … “Men kan als WAO-er door het leven gaan, maar het is interessanter om aan het levensverhaal van die zogeheten WAO-er aandacht te besteden.” Verhalen vol heimwee en verlangen, die scheppen een sfeer waarin de hulpvraag van de klaarblijkelijk in nooddruft verkerende medemens beter tot haar recht komt. Daarom las Warmenhoven De Uitvreter voor of citeerde hij Jan Emmens 'Als ik ergens stilsta, dan is dat mijn standpunt.' Of hij vertelde zijn eigen verhalen. Het verhaal van een Rotterdams jongetje dat vier jaar oud was toen de stad gebombardeerd werd. Dat bij gebrek aan voedsel in die oorlogsjaren op 8-jarige leeftijd geëvacueerd werd naar Lutjegast, waar hij bijkwam van de honger. Maar waar hij ook in nachtmerries de beelden terug zag van de buurman, de oude Joodse huisarts, die door de Duitsers de overvalwagen in gesleurd werd. Dat beeld, van de oude man, van diens bril die door Duitse laarzen vertrapt werd, dat zei hem meer dan alle plechtigheden op de 4e mei.

woensdag 28 juli 2010

Terrasbezoek


De zomer aarzelt, de zomer wankelt maar het is net warm genoeg om op een terras in Nijmegen neer te strijken. Nieuw in de horeca is het bedienend personeel dat zich met gespeelde vriendelijkheid naar de klant spoedt als die nog maar net zijn glas earl grey thee leeg heeft. “Wilt u nog wat drinken, meneer?” “Nee, dankuwel,” zegt meneer. “Iets eten misschien?” “Nee, dankjewel.” Van 'u' naar 'je' geraakt men langs de weg van ergernis … “De horeca is ook niet meer wat ze geweest is,” klaagt meneer tegen de Geliefde als die naast hem komt zitten met alle boodschappen die hij zelf ook had kunnen doen, ware het niet dat de wijn van de vorige avond de dood gewaande kleinzerigheid bij hem heeft wakker geroepen. “Ja, ik moet niet meer drinken. Daar word ik zo langzamerhand echt te oud voor, dan word ik chagrijnig van zo'n malle griet die van haar baas met haar borsten moet zwaaien in de hoop dat ik hectoliters earl grey thee ga drinken om bij haar in het gevlei te komen en dat ik hele broden met 5 soorten kaas en dertien soorten worst ga verorberen … ” “Jij moet inderdaad voorlopig maar geen wijn meer drinken, Schat,” zegt de Geliefde nadat ze het Meisje met de Borsten de schrik van haar leven heeft aangejaagd door een glas Radler te bestellen. “U - wa – is – da” vraagt het wicht, dat hij opeens heus wel aardig vindt want zij kan er ook niets aan doen dat het beroerd gesteld is met het onderwijs in Nederland. Het is ook haar schuld niet dat de omzet in het cafébedrijf door de economische wereldcrisis drastisch gedaald is en haar baas haar daardoor verplicht heeft zich – voor die € 6,50 per uur fiscaal onverantwoord – als een can can-danseres uit te dossen. “Nou kijk,” zegt de Geliefde en ze zet geduldig op haar hurken uiteen hoe men zonder de explosieven opruimingsdienst erbij te betrekken bier met limoenlimonade kan mengen met het gewenste glas Radler tot resultaat. “Als jij drinkt,” zegt de Geliefde, nadat de paaldanseres zich strompelend op te hoge hakken uit de voeten heeft gemaakt, “Dan kan ik enorm met je lachen, maar dan hoor ik ook dat er woede door het lachen heen klinkt.”

dinsdag 27 juli 2010

Telefoon ...


Jan Steen ben ik dank verschuldigd voor het ontwerpen en het inrichten van mijn huishouden en voor het organiseren van mijn zogeheten administratie. Ergens tussen de kerstkaarten van 2008 en 2009, tussen de installatie – CD-ROMS van verouderde Windows-versies, tussen uitgeknipte tijdschriftartikelen die beslist eens gelezen moeten worden door mijn kleinkinderen, tussen verdwaalde foto's van Prinses Maluku uit de tijd dat niemand nog durfde te vermoeden dat uit het poezelige wezentje – dromerig starend in de camera – een Kenau zou groeien die de Grote Mannen in het gezin haar wil zal opleggen. Daar ergens tussen moet het exemplaar in enveloppe liggen van de Volkskrant van donderdag 1 oktober 2009, dat diezelfde Volkskrant mij had toegestuurd. “In de hectiek rond het overlijden van mijn moeder ben ik mijn exemplaar van uw krant kwijtgeraakt … ”. Langer doorzoeken zou tot zoveel stofverplaatsing leiden, dat allereerst een bezoek zal moeten worden gebracht aan een speciaalzaak in huishoudelijke artikelen waar men pas na grondig wetenschappelijk onderzoek zal kunnen vaststellen welke zak er exact past in de stofzuiger van meneer, die meneer blijkbaar ergens in de jaren tussen Falkland– en Eerste Golfoorlog uit het Openlucht Museum heeft gestolen. En met 'zak' wordt nou eens keer niet neo-NSB-er Maxim Verhagen bedoeld, die te laf is zelf Blonde Geert op te vrijen, maar als de 'God' van het CDA beschikt dat de Nationale Clown uit Venlo hem de ballen streelt, wie is hij dan om niet te ejaculeren … Maar daarmee is het plotse probleem niet opgelost dat men vrijwillig over zich heeft afgeroepen … Gelukkig ligt daar onder de keukentafel op een vergeten, verrassend geordend stapeltje 'Belangrijke Papieren' nog de 'VPRO GIDS no 39 van 26 september t/m 2 oktober 2009 | prijs € 0,50' … Men zal op woensdag 30 september des avonds om 21 uur 20 niet op Nederland 1 gekeken hebben naar 'Wallander (KRO) Brits-Zweedse detectiveminiserie. Afl 3 (slot): Midzomermoord (One step behind). Drie jongeren worden tijdens een uitgebreide midzomernachtspicknick in het bos van dichtbij neergeschoten … ' Veel spannender was het om, met het kabaal van '20.15 UEFA Champions League: Bayern München-Juventus' op Nederland 3 op de achtergrond naar het schermpje van de GSM te staren in afwachting van berichten over de Zeer, Zeer Oude Vrouw die in een roes van morfine langzaam hemelwaarts aan het zweven is … “Nee, geen gemiste oproepen … F zal mijn nummer toch wel hebben? … F zal toch niet … echt iets voor hem om zijn GSM in de auto te laten liggen en die auto dan uitlenen aan de zwager van de tante van zijn buurvrouw en die auto staat nu in een parkeergarage in Amsterdam of aan de kade in Marseille … hebben ze daar wel een kade … ” Het onvermijdelijke telefoontje komt pas de volgende ochtend als Nederland ontwaakt en men zich blijmoedig opmaakt voor Nederland 1 '6.30 MAX Geheugentrainer (MAX)', voor Nederland 2 '7.00 Journaal met gebarentolk (NOS) of wie weet voor Nederland 3 '6.30 Kabouter Plop' … “F … met F … Broer, ik moet je helaas … ” Maar hij hoort het allemaal niet. Hij voelt alleen die siddering, hij voelt die proppen van woede in de traanklieren … hij luistert pas weer als de Zeer, Zeer Oud Geworden Vrouw hem toefluistert … “Mijn Lief, nu wil ik gaan. Het is heus niet allemaal voor niets geweest … ”.

maandag 26 juli 2010

Bergopwaarts


Tourmalet - 2010

Dit jaar tussen de dood van de Zeer, Zeer Oud Geworden Vrouw en de allereerste reis naar Maluku. Dit jaar van nevelen en asregens, waarin boeken en kranten vaak ongelezen blijven, waarin het missen – op 1 (dat leest u goed: 'één') godvergeten punt na – van het kampioenschap door Ajax niet op treurnis zijnerzijds kan rekenen, dit jaar waarin hij overigens wel geneigd was dwars door het scherm van zijn televisie heen, dwars door het Hoog-Babbeliaans van de tv-commentatoren Andy Schleck een injectiespuit met verboden stimulerende middelen in het zwoegende lijf te schieten toen die op de flanken van de Tourmalet een dappere pogingen deed Roberto Contador op achterstand te rijden. Bergopwaarts, al die moeite, al dat dromen en dat hopen op het wanhopige af … hij leeft als 'Artistiek Kunstenaar' dan ook buitenechtelijk samen met de Metafoor.
Dit jaar, waarin hij de milde bries van droefenis en ontroering steeds weer weet op te blazen tot orkanen van woede … “Moeder, overal ben ik geweest, maar nergens wist ik mij te wreken op het leven dat u als bedorven voedsel kreeg voorgeschoteld.” …

zondag 25 juli 2010

Feest


Soms – niet te vaak natuurlijk – is het wel degelijk een feest om Molukker te zijn in dit Paradijselijke Prachtland waar maar een zielige 30 % van de bevolking de Moslims eruit wil trappen, 65 % is zich politiek correct aan het ontlasten of hangt voor de buis en treurt om Andy Schleck die Contador niet op achterstand wist te rijden, de resterende 5 % zit met bleke snoetjes in vergadering bijeen te mokken bij de Koninklijke Kaboutervereniging Nederland Bekent Kleur (deze cijfers werden verstrekt door de onpeilbare Maurice de Hond). Het is een feest om zo nu en dan aardige Landgenoten in het wild te Amsterdam tegen te komen met wie men over de meest essentiële dingen des levens kan praten … “Wat? Zoveel? Heb je zoveel betaald voor een seizoenkaart? Ben je gek of zo? Dat wordt dit jaar toch weer helemaal niks met Ajax. Ja, oké, Jol die blijft, maar wie heeft-ie om op te stellen? Pantelic is ook al vertrokken en die begon nou juist een heel klein beetje Kluivert-allure te krijgen.” En als dan de hamerstukken gepasseerd zijn – “Hoe komt het toch dat de meisjes in deze stad zoveel mooier zijn dan in de provincie? Ten tweede, waarom ben ik al die jaren in de provincie blijven hangen? Ik had hier in de siliconenhandel moeten gaan.” – dan strijkt men neer op het terras van Restaurant Bojo in de Lange Leidsedwarsstraat, waar de ajam pedis niet die streling van de smaakpapillen teweeg brengt waar men op gehoopt had. Men is reeds een handjevol decennia geleden de dertig gepasseerd en men mag onderhand wel eens aanspraak maken op de eretitel 'Ouwe Zeikerd Het Is Ook Nooit Helemaal Naar Jouw Zin Hè?' Je eigen Moeder kon dat allemaal natuurlijk veel en veel beter, net zoals je eigen Moeder veel en veel harder kon meppen als ze weer eens de kolder in haar Goddelijke Moederhoofd kreeg, want ze hoorde spelende kinderen op straat en ze moest opeens weer denken aan haar eigen kind, dat al zo klaaglijk huilde toen ze aan boord gingen van de Atlantis, de Asturias of de Grote Beer om aan de lange reis naar Nederland te beginnen en dat ze onderweg aan de golven van de Rode Zee moest prijsgeven. En de dominee sprak zalvende woorden en je vader sloeg die dominee niet eens overboord want zijn kind in één graf met dat tuig? Dat nooit … Zo heel erg gek is het dan niet dat ze jou te lijf ging met die bezemsteel, want jij had gewoon niet zo op dat gecrepeerde kind moeten lijken en het gebeurde allemaal op zondag, net die ene dag in de week dat God naar het strand is, zoals in Exodus beschreven staat … En trouwens, over God gesproken, dan kunnen we maar beter onze Geweldige Talenten bundelen en er een voorstelling van maken. Een voorstelling met muziek, met Silat-dansers en met verbindende teksten …

zaterdag 24 juli 2010

Naar Amsterdam


T is een Landgenoot en hoe hij aan zijn achternaam komt, die fonetisch overeenkomt met die van het Franse automerk Renault, weet ik niet, maar één van de eerste dingen die hij mij vertelde toen we met elkaar kennis maakten was dat hij liever geen 'ha ha of heet jij Peugeot' genoemd wordt. Die neiging hadden andere mensen nog wel eens en dan werd T heel, heel erg boos … Ik herkende T bij de eerste ontmoeting terstond, waarschijnlijk aan die blik die verried dat de afgelegde weg lang, heel erg lang was. Dat de eindbestemming ook nog lang niet bereikt is en dat we elkaar onderweg met vrolijke verhalen in het juiste marsritme kunnen houden … “En wat gaan jullie samen doen?” vroeg de Geliefde toen ik haar vertelde dat T en ik in Amsterdam hadden afgesproken … “O, geen idee,” zei ik. “Rare plannen maken, hoogstwaarschijnlijk.” Met 'O, geen idee' wordt bedoeld … 'Het lukt mij niet om in een kwartier te vertellen waar T en ik elkaar van kennen. Want dat is het verhaal van lange marsen, van het Vaandel dat tot het alleruiterste verdedigd dient te worden, van woede dat mijn ouders in dat godvergeten schijnheilig christelijk (in combinatie met 'schijnheilig' dient men 'christelijk' altijd met een kleine letter te schrijven, omdat anders Onze Heiland voor de kat zijn kanarie de gang naar Golgotha heeft gemaakt) Leerdam begraven liggen na een lang leven vol teleurstellingen, van dromen waarin alle vragen beantwoord zullen worden … en dat verhaal vertel je niet op een donderdagmiddag als je eerst nog moet uitvinden hoe de OV-chipkaart geactiveerd moet worden en of dat 'in-en-uit-gecheck' nou wel of niet duurder/goedkoper is dan gewoon een retourtje met voordeelurenkorting kopen bij de kaartjesautomaat. En over duurder/goedkoper gesproken, vroeger – toen ik nog geen Lichtend Voorbeeld voor mijn Brave Kinderen hoefde te zijn – reisde ik naar Amsterdam CS tegen het allerlaagste tarief, gebaseerd op de wetenschappelijk bewezen ondeelbaarheid van de conducteur. Stapte die in het ene gedeelte, dan nam ik het andere en op het Amstelstation wisselde ik gewoon van treinstel … '

vrijdag 23 juli 2010

De Duitsers en Het Meisje


Verhalen zijn er om gestolen en doorverteld te worden … het verhaal bijvoorbeeld van een jong, dartel meisje dat in het Amsterdam van 1938 droomt van lange rijen jongemannen die haar mee willen nemen naar het uitgaansleven op het Rembrandtsplein. Die haar zullen introduceren in de wondere wereld van het theater, maar de lezer raadt het al. 1938, nog twee jaar en inderdaad de Duitsers marcheren Nederland binnen (en het is voor het verhaal niet verstandig om erbij te vertellen dat het Nederlandse Leger de Edelgermanen in hun tanks te lijf gingen op geleende fietsen, gewapend met genaaste deegrollen … 'Hadden ze het KNIL er maar op afgestuurd,' zou een pathologisch chauvinistische Molukker dan namelijk geneigd zijn op te merken en men durft tegen een beetje Molukker niet zo goed op te merken dat hij zijn Smoelwerk dicht moet houden … ). Meisjesdromen worden dan alras door kruitdampen aan het zicht onttrokken en bleef het nou maar bij bombardementen en beschietingen. Bij luchtalarm en schuilkelders. Neen, men kreeg aan het einde van de Duitse bezetting ook nog te maken met de hongerwinter. En het eens zo jonge, dartele en welhaast onbetamelijk mooie meisje ziet zich gedwongen op hongertocht te gaan … ze loopt, ze fietst op een rijwiel met massieve banden, ze strompelt en ze struikelt naar en door de provincie … en al die tijd treurt ze niet alleen om de doden, om de weggevoerde Joodse buren ... boven alles beweent ze de teloorgang van haar jeugd. Dit verhaal is nodig toe aan wat rozengeur en ook wel wat maneschijn, zou men denken. En jawel hoor, daar is dan toch die boer in de Achterhoek die de Stadse Meid uit het verre Amsterdam van voedsel voorziet. Hij verlangt van haar geld noch goederen, hij eist zelfs niet haar eerbaarheid op. Wel brengt hij haar naar huis in zijn gammele pick-up met houtvergassingsmotor en vraagt hij haar ouders om haar hand. Van weigeren kan geen sprake zijn (net zo min als van 'Echte Liefde' … ) en na de oorlog baart het eens zo frivole meisje haar Achterhoekse weldoener vijf zonen, maar het liefst was haar het zesde kind. De dochter die op haar lijkt en die ze als bezeten leert zingen en dansen. Tot dat fatale moment, een kwart eeuw na de oorlog, waarop het eens zo lieve, mooie meisje die dochter weer eens afgeluisterd heeft toen die zich alleen in huis waande en met haar hartsvriendin aan de telefoon sprak van 'leuke jongens' en 'toffe kroegen' in de Grote Stad. Moederliefde slaat om in felle haat … “Wat mij niet vergund was, zal jou niet ten deel vallen.” Zoiets, maar dan in het Achterhoeks … Dochterlief, het arme schaap, wordt buiten de deur gezet, bespuwd en vervloekt. Haar wordt een creperend bestaan in de goot toegewenst, iets anders komt een 'hoer' niet toe … Een 'hoer' is die dochter uiteraard niet … gewapend met haar Trots (geërfd natuurlijk van de Furieuze Moeder) kapt zij zich een weg door het leven (deze zin nog laten analyseren op kitsch-gehalte … ) om midden in dat leven, meer bepaald in de kroeg, een Molukse Zoon van het KNIL alleszins tegen het lijf te lopen. Met hem wilde ze wel het leven delen want hij was van een andere wereld en de wereld, de planeet, het universum met haar Tirannieke Moeder delen, dat wilde ze niet meer … Zij baart hem een drietal zonen, maar het liefst was haar – de lezer had al zo'n vermoeden – het vierde kind. De dochter die niet eens op haar leek … “Aardig verhaal,” zal een beetje uitgever opmerken. “Maar voor het drama is het goed als er een conflict komt tussen die dochter en die kleindochter van de Amsterdamse Dame … dat die dochter die kleindochter steeds maar weer samenzweerderig vraagt of ze al een vriendje heeft en of ze wel aan condooms denkt als ze uitgaat en meer van dat soort ellende … Dat je een rode draad in het betoog krijgt waarin die kleindochter haar moeder van alles verwijt. Met stampvoeten en huilen en dreigementen en zo en dat die pa wel eens een vriendje van zijn mooie dochter uit het raam gesmeten heeft, je kent dat wel … maar … een mooi verhaal. Moet je vertellen, man want die Duitsers die zijn nog lang het land niet uit.”

donderdag 22 juli 2010

Verwaand

'Uil' - Marcus Ravenswaay. Locatie Chr. HBS Gorinchem

De jaren zestig van de vorige eeuw, dat waren geheel andere tijden. Abortus bijvoorbeeld, dat moest toen nog stiekem en de ouders van de Geblondeerde Foetus, die zich dezer dagen ontwikkelt tot Arische Redder des Vaderlands, die hielden ondanks hun Roomse Achtergrond helemaal niet van stiekem en hoewel Grootse Geert met een ziekelijk oud smoelwerk werd geboren vonden zijn Papa en Mama het om duistere redenen ook nog wat vroeg om het Rotjoch te laten euthanaseren … Heel anders was het leven in die jaren ook voor de Modale Zuid-Molukse Schoolkinderen … Nu lachen Zuid-Molukse Jongeren, samenhangend rond de dorpspomp, blasé om een 'sukkel' als Einstein met zijn oubollige é is emcé-kwadraat en weten ze uit hun hoofd het verschil te berekenen tussen de uitgezonden en de ontvangen frequentie van het geluid, geproduceerd door de sirene van een aanstormende politiewagen. Dat was in de jaren zestig van de twintigste eeuw wel anders, toen moest een Zuid-Moluks jongetje van elf jaar nog heel primitief naar de HBS om daar van alles te leren over de discriminant van een vierkantsvergelijking en over lidwoorden en naamvallen in het Duits. Het elfjarige Molukse jongetje had niet terstond in de gaten wat hem te wachten stond toen op een avond de bovenmeester van de o zo christelijke lagere school plotseling op bezoek kwam. Op zijn gedrag was al enige dagen sinds het pak slaag van vaderzijde de week daarvoor weinig aan te merken. Het jongetje wist wel dat het niet om vrolijke verhalen ging als die bovenmeester zomaar langskwam, want niets aan die bovenmeester verried dat men van het leven iets Groots en Meeslepends kon/mocht maken. De man verspreidde een lucht om zich heen die deed denken aan een slecht geventileerd slachthuis bij zomerse temperaturen en uit zijn neusgaten groeide haar dat hij iedere dag zorgvuldig met nicotine bijteerde. “Kom eens even,” sprak de vader tot zijn elfjarige zoontje toen de bovenmeester met achterlating van genoemde putlucht vertrokken was. “Kut, kut, kut,” dacht het jongetje. Hij voorzag een preek vanwege het één en anders wel vanwege het andere, gevolgd door de opdracht tweehonderd strafregels in kalligrafisch handschrift te schrijven (op geribbeld karton met een vrijwel lege balpen). “Moet je eens even luisteren, kind,” sprak de vader en uit de droefenis in de ogen van zijn verwekker kreeg het jongetje stellig de indruk dat hem de Kruisiging van Onze Heiland ten laste zou worden gelegd. Maar aan de orde kwam dat het jongetje, dat op school voor zijn plezier leerde, hoognodig moest gaan inzien dat leren geen lolletje was. Er volgde een verhandeling over 'verantwoordelijkheden', over 'plichtsbesef' en over 'door God gegeven talenten' en om het pretpakket van een bijpassend feestelijk lint te voorzien kreeg het 11-jarige kind op het hart gedrukt dat het, eenmaal beschikkend over al die kennis die het op de HBS zou opdoen, zich niet zal mogen ontzien om de wondere wereld van de universiteit te betreden met geen ander oogmerk dan de Eer van het Molukse Volk te dienen. De jaren zestig van de twintigste eeuw, dat was de tijd waarin die 24 homoseksuelen per Molukse gemeenschap er alles aan deden om maar zoveel mogelijk leuke meisjes aan de haak te slaan, teneinde verdenking van 'verkeerde lusten' bij voorbaat te neutraliseren. De tijd ook waarin de Modale Molukker met gevaar voor eigen leven, onverzettelijk het Vaandel van de Republiek verdedigend, zijn uiterste best deed de eigen alfabetisering tot een minimum te beperken. Wie het in zijn hoofd haalde – zoals het elfjarige jongetje dat deed – de grammatica te respecteren of een klein beetje Frans te spreken die werd door de altijd weer verbazingwekkend ruimdenkende Molukse goegemeente voor 'verwaand' versleten. En 'verwaande' kinderen mochten van de ene dag op de ander niet meer meevoetballen met hen die tot dan toe zijn vriendjes waren. Gelukkig mocht het 'verwaande' 11-jarige jongetje nog wel meezingen in het kerkelijk kinderkoor. Dat deed hij graag, al was het alleen maar vanwege Carry P, het mooiste meisje uit de straat, om wie hij stelselmatig zijn partituur 'vergat' zodat hij tegen haar aan mocht leunen, haar een beetje mocht aanraken … Jaren later kwam hij haar tegen in het winkelcentrum van de grote stad, waar hij al snel was heen gevlucht omdat daar geen mensen woonden die hem 'verwaand' noemden. “Weet je nog, vroeger?” sprak Carry P. “Ik vond jou altijd wel aardig. Helemaal geen verwaande kwast, zoals al die debielen bij ons zeiden. Weet je nog dat wij nooit voor het zingen de kerk uitgingen?” En ze was nog niet eens uitgelachen toen ze met een schittering in de ogen ontboezemde “En weet je? Ik ga snel dood, ik heb kanker. Dat is toch om je te begillen man?” Haar, Carry P, verwacht het al lang geen 11 meer zijnde jongetje ook te ontmoeten als hij voor het eerst van zijn leven naar Maluku gaat.

woensdag 21 juli 2010

Aapjes kijken


Waarom wil ik eigenlijk zo nodig naar Porto – Saparua … terug naar Nederland is hoe dan ook onvermijdelijk, want hier wacht het nageslacht. Veel erger nog, hier wachten de Landgenoten. Laten dat er in Nederland zestigduizend zijn, dan bestaat de kans dat van dat aantal een stuk of dertig eigenlijk lijfstraffen, sommigen zelfs de doodstraf verdienen … één op de tweeduizend – “De Moluckse Leerling kan men geregeld op een zeker mathematisch inzicht betrappen.” – , dat is een promillage waar men als beschaafd volk jubelend mee voor de dag kan komen, vooropgesteld dat het daglicht het tuig kan velen (Maar het daglicht verdraagt ook Grote Blonde Geert, het falende aankoopbeleid van Ajax en uw buurman die tegen de naarstig asiel zoekende Ethiopiër in de straat opmerkt 'Je praat net zo goed Hollands als mij', dus waar zeikt dat daglicht over … ). Die dertig, dat zijn niet de Jonge Molukse Helden die hopen dat die 'kut-Marokkanen' weer eens over de schreef gaan, want die doen helemaal niemand kwaad als zij rond de dorpspomp vergaard staan om elkaar de weg te wijzen over de slagvelden van het maatschappelijk leven … niemand anders doet dat, dus trekken ze hun eigen snode plan. Dat zijn ook niet de Prinsessen van Maluku die zonder diploma van school af gaan, om vooral de Hoger Geschoolde Landgenoten aan het werk te houden … “Wederom, Excellentie, moet de Voorname Commissie van Net Iets Beter Opgeleide Moluckers concluderend tot de vaststellende slotsom komen, dat zij vooralsnog met betrekking tot in deze volstrekt onmisbaar is gebleken.” En daar hebben we zowaar een aanwijzing voor Justitie bij de kop, daar weet men inmiddels waaraan men de Strafbare Molukker (M/V) kan herkennen. Hij/zij spreekt een Nederlands dat hij/zij geheel zelf verzonnen heeft met de laakbare intentie de Blanke Subsidieverstrekker naar het zuinige mondje te praten. Helaas zal blijken dat er van strafbare handelingen in de zin van de wet geen sprake is, want de Verminderd Toerekeningsvatbare Molukker is tot wandaden gekomen op instigatie van de Blanke Weldoener Zelf. Wie een Trein in het Drentse Landschap doorzeeft, die kan verwachten dat uit de kogelgaten Amboneze Aapjes met Perverse Ambities tevoorschijn komen gekropen. En wat typeert nou die Amboneze Aapjes met Perverse Ambities, Jonge Helden bij de dorpspomp? Pracht-Prinsessen van Maluku die zonder diploma de school voor gezien houden? Heel goed, jongelui … Precies, die Amboneze Aapjes met Perverse Ambities die hebben geen idee hoe die Trein daar tot stilstand is gekomen …

dinsdag 20 juli 2010

Hangen

Charles Bukowksi

“Wat ik met mijn leven wil, vroeg dat k-wijf van het psychologisch jeugd-adviesbureau. Jou een beurt geven en je dochter en je buurvrouw erbij. Nou ja, dat dacht ik zo maar, maar ik ben natuurlijk te slim om dat hardop te zeggen. Ik wou toch geen hangjongere worden, zei dat k-wijf toen. Nou, dacht ik, zo slecht is dat helemaal niet, maar goed ik zei maar zoiets als 'laat mij maar lekker tekenen en schilderen, dan is de kans het kleinst dat ik zomaar iemand voor z'n bek sla, want ik kom allicht iemand tegen die zijn hele leven nog geen klap voor zijn bek heeft gekregen, maar dat wel verdient.' Daar was dat k-wijf natuurlijk helemaal niet tevreden mee, dus moest ik dingen gaan zitten uitleggen en ik begon dat rare k-wijf nog aardig te vinden ook zeg … Zegt ze zo 'je bent wel een beetje agressief, hè?' En ik 'ach welnee, ik communiceer alleen nogal compact'. Dat zei iemand een keer in zo'n tv-serie … ik communiceer alleen nogal compact … Kon ze om lachen, dat rare wijf. Maar ja, het was geen feestje, dus bleef ze maar doorvragen over ambities en allemaal dat soort gezeik. 'Ambities, dat zijn toch dromen?' zei ik en toen begon dat mens te stralen en te blozen alsof ik weet ik veel wat voor aardigs gezegd had. 'Heel goed' zegt dat mens. Nou, toen vertelde ik maar eens dat ik boeken wilde schrijven zoals Charles Bukowski over mijn leven, weet je wel. En dat ik dan zelf de kaft wil tekenen, weet je wel … nou ja … afijn, nou moet ik volgende week weer bij die mevrouw komen en dan gaan we een opleiding voor me zoeken, weet je wel en ik heb meteen gezegd dat ik alleen een stageplek wil als ik met mijn baas kan opschieten want mijn vorige baas heb ik voor z'n bek geslagen, die dacht dat-ie een smoel tegen mij open kon trekken … Godsamme, man, hoe laat is het? Ik moet naar huis … Jezus Christus, m'n Pa is natuurlijk al lang thuis, kut zeg … mijn Pa is nooit relaxed, weet je wel, dan kom ik straks binnen en dan is het gelijk 'hé hoe is het? heb je een goed gesprek gehad?' en dan word ik meteen chagrijnig en dan zegt m'n Ma 'laat die jongen nou even' en dan zegt hij de hele avond niks meer en als ik dan even naar mijn maatjes ga dan begint-ie opeens te schreeuwen, weet je wel … dat ik alleen maar achter de pc zit en veel te veel met mijn maatjes rondhang en dat ik mijn leven loop te verkloten. Nou, het is toch zeker mijn leven? Ik moet zeker net zo leven als hij met zijn debiele baan bij de overheid en als ik 's avonds laat thuiskom wordt-ie natuurlijk weer wakker. 'Alles goed, jochie? Ga gauw slapen want je moet morgen nog dit en je moet van de week nog dat en je opa zus en je oma zo en je moeder maakt zich zorgen … ik ga maar bij mijn oom wonen, denk ik. Maar ja, ook zo zielig voor mijn zusjes … mijn oom is wel relaxed, weet je wel … die zegt alles maar één keer. Die zegt dat-ie niet kan roken, drinken en preken tegelijk, dus als ik niet genoeg naar hem luister dan schreeuwt-ie één keer 'Wat heb ik je nou, gezegd, debiele aap?' En dan heeft-ie niks gezegd, maar ik snap 'm wel … weet je wel? Mijn oom is echt relaxed, die zegt dat leren het allerbelangrijkste is, leren en nadenken. Dus leren als je je chef voor z'n bek slaat, als je drie vriendinnen tegelijk hebt … hij zegt ook altijd dat je verhalen moet hebben voor later omdat je anders je kinderen niet leuk kan opvoeden … en hij zegt ook altijd 'als je toch rondhangt op straat dan kun je net zo goed een beetje nadenken over het leven.' Of hij zegt 'kansen moet je zoeken en niet zomaar aanpakken van je ouders, of van de meester op school' … Rare man, die oom van mij, maar wel relaxed, echt zo'n maffe kloot-Molukker waar je mee kunt lachen.”

maandag 19 juli 2010

Een eigen wijk

Droomwijk

Molukkers zijn dorpsmensen en komt men op de Utrechtse zaterdagmarkt een landgenoot tegen met wie men de kinderjaren in dezelfde troosteloze woonwijk heeft doorgebracht, dan gaat Landgenoot er voetstoots van uit dat men weet heeft van die keer – vijf jaar daarvoor – dat bij de zwager van Landgenoot darmkanker is geconstateerd. Eigenlijk was het de zwager niet, maar diens achterneef, maar die is dan weer uit de familie gezet wegens trouwen met een pela-meisje. De dominee (altijd met een kleine letter schrijven, anders komt er zijnerzijds maar hoogmoed van en met die Bijbelse Hoofdzonden is het nu eenmaal altijd uitkijken) heeft nog hoogst (en dat is hoog hoor … ) persoonlijk tijdens de kerkdienst bij de Schepper van het Heelal genezing van de kwaal bepleit. Dat bidden heeft geholpen want God maande de beste medische specialisten van het streekziekenhuis tot aanbrengen van een stoma. Molukkers horen helemaal niet in de provincie te wonen, want daar gaat men zich alleen maar te buiten aan het cultiveren van roddel en achterklap, aan het sluipenderwijs gek worden van die stemmen in de nacht, die hun kans schoon zien in de meedogenloze stilte van de doorzonwoningen tussen de weilanden aan de rand van het stadje. “Wat doe je hier nog? Je hoort hier niet … weet je wel zeker dat je mag genieten van de Hollandse welvaart? Die welvaart is wel gebaseerd op beroving van je eigen vaderland … Weet je wel dat die tering-Hollanders zoals jij ze noemt Grote Schrijvers, Grote Kunstschilders hebben voortgebracht en dat die het zijn die God een stem, een gezicht geven … ” Molukkers horen in grote groepen in de stad neer te strijken. Daar kunnen ze eigen bordelen, eigen kroegen beginnen. Eigen (illegale) goktenten, eigen filialen van de DSB-bank, een eigen conservatorium en een eigen kunstacademie.
Een eigen kerk, dat hoeft helemaal niet volgens het rapport van de Commissie Wilders, want als die Molukkers die volksvijandige Moslims toch namens ons het land uit trappen, dan mogen ze daarna die moskeeën wel gebruiken.

zondag 18 juli 2010

Hoezo 'dom'?



“Domheid heeft derhalve, als ze een bepaalde kritische massa heeft bereikt, de neiging zich eindeloos uit te breiden.” Mijn blik bleef aan deze passage hangen toen ik in de Volkskrant van zaterdag 17 juli het artikel 'Hoe domheid zich eindeloos uitbreidt' van Pieter Klok las. Het betreft een betoog over onder meer economen, analisten en vermogensbeheerders die vanuit welhaast opzettelijk gedeelde domheid botweg ontkennen dat de economische zeepbel uit elkaar gaat spatten. De domheid van hypotheekmakelaars die amper geletterde klanten financiële wurgconstructies aanpraten om op korte termijn zoveel mogelijk bonussen binnen te halen. Bijzonder opwekkend om te lezen want de etappe van de Tour de France voert over geaccidenteerd terrein en zal weinig spektakel opleveren. Dus kan er rokend en koffie drinkend over het balkonhek gehangen worden terwijl de heren commentatoren de tijd vol kletsen over het één en anders wel over het andere. Gaat het niet over de tandpasta van Joop Zoetemelk (“Soutemeque”, zeiden de boze Fransen op de camping toen 'Onze' Joop, dankzij opgeven van Hinault de Tour van 1980 won), dan gaat het wel over de penislengte van Vinokoerov, die met die lengte aan verschil dan ook de etappe wint met een voorsprong van 14 seconden op zijn achtervolgers. Kan er aan de was op het droogrek gevoeld worden, kan er moed verzameld worden om de keuken te dweilen en kan er enigszins vals gezongen worden – “Pap, ze zeggen gvd dat ik uw stem heb.” – om maar vooral niet aan de zin van het leven te gaan twijfelen nu de Zeer Zeer Oud Geworden Vrouw er niet meer is en Dochterlief op vakantie met haar moeder is vertrokken om maar liefst veertien (13,12,11 … ) dagen weg te blijven. De Geliefde is ook nog eens naar Berlijn vertrokken – “Je hoeft niet mee, hoor Schat.”- om in de zusterstad van Jakarta met deze en anders wel met gene te praten (“Rot jij maar auf nach Berlin”) over wat wellicht, eventueel, men weet maar nooit een theater-iets zou kunnen gaan worden … Dom om Schrijver te willen zijn, want het levert geen hypotheek op en als Zelfstandige Zonder Personeel onderhoudt men voornamelijk ongewenste contacten met de FIOD … Dom, dom, dom … “Domheid heeft derhalve, als ze een bepaalde kritische massa heeft bereikt, de neiging zich eindeloos uit te breiden.” En dat blijkt wel als men de schaamteverwekkende hysterie beziet die er rond voetballer Giovanni van Bronckhorst is ontstaan, want men haalt het niet in zijn hoofd om als loyale Molukker niet mee te doen aan de bewieroking van Van Bronckhorst. Molukkers en kuddegedrag, het is net alsof die twee samenvallen. Die hysterie kan men beter bewaren om die ene Molukse Hangjongere uit Krimpen, Leerdam, Culemborg of Tiel aan te moedigen iets Groots en Meeslepends van zijn leven te maken. Dat jochie dat niet zo goed kan voetballen als Gio, dat geen trek heeft in elke dag die vervelende docenten op het VMBO, dat nog maar net uit handen weet te blijven van Jeugdzorg en Justitie, dat als jong volwassene aan de heroïne begint en als het joch aan de crack is, dan zal een doelpunt van Van Bronckhorst hoogstwaarschijnlijk als afkickmiddel niet toereikend blijken.

zaterdag 17 juli 2010

Moluks Brood

Van de Molukse Bakker

Giovanni van Bronckhorst is een goede voetballer, die het presteerde om voor het Nederlands Elftal op het WK in Zuid-Afrika het eerste doelpunt in de halve finale te maken tegen Uruguay. (Of was het tegen een heel ander land … dat ben ik even kwijt). Van Bronckhorst heeft Moluks bloed en dan begint het gezanik … de schijn wordt gewekt dat zijn Glorie op geheel het Molukse volksdeel afstraalt. Dat roept schaamte bij mij op. Waar heeft Gio deze hysterie aan te danken? Zou het komen door dat Molukse Bloed dat Van Bronckhorst dat doelpunt wist te maken? Mag die man ook lekker tegen een bal aantrappen zonder dat het Heil van Gansch de Natie in Zijn handen wordt gelegd? Bezingen Molukkers hier in Nederland ook de Glorie van het Volk als het er om gaat hun Eigen Hangjongeren van de straat te krijgen? Molukkers met een minderwaardigheidscomplex, ik houd daar niet van. “Alberto Contador maakt die 41 seconden nog wel goed op Andy Schleck als ze eenmaal de Pyreneeën in gaan.” “Nou, dat denk ik niet. Contador is geen Molukker … ” “Ja, man. Wat jij wilt , het is jouw feestje … eet je brood nou maar op.” “Oké, eet smakelijk. Lekker brood, trouwens. Hoewel … Moluks brood … ”

vrijdag 16 juli 2010

Van Nijmegen naar Porto-Saparua



Ik ging niet eens naar Bommel, laat staan dat ik daar de brug zou zien. Ik ging naar Nijmegen om mijn Lief – die ooit in Bemmel woonde – even te omhelzen. Voor mij was ze wel blij toen ik opmerkte dat het nog maar acht jaar zou duren voor ik voorgoed terug zou kunnen naar Porto op Saparua.
“Wil je dat echt?” “Mijn hele leven al.” “En ik dan?” “Ja, weet ik veel. Het duurt nog acht jaar. We gaan toch straks een stadswandeling maken? Wie weet vinden we ergens bij een stoplicht of op het zebrapad bij het Keizer Karelplein een verdwaalde pot met geld.” Die pot geld had iemand anders natuurlijk al gevonden. Waarschijnlijk – hopelijk – een mooi jong meisje. De grootvader van dat mooie meisje was dakdekker, haar overgrootvader overigens ook, maar haar vader kreeg al hoogtevrees als Opa hem opdroeg de ladder te pakken. Er zat niets anders op dan de jongen naar de universiteit te sturen waar hij zich in eerste instantie ontwikkelde tot wereldverbeteraar, want dat moest toen als je in de smaak wilde vallen bij de leuke meisjes van de linkse faculteit. Hij sprak van 'solidariteit met alle arbeiders', hoewel hij zich op zijn eigen verjaardag een beetje schaamde voor zijn ouders, in hun aandoenlijk slecht zittende zondagse kleren, die geen moeite deden het provinciale accent af te leren en als die arme ouders zijn jaargenoten met 'meneer' en 'mevrouw' aanspraken. Solidair als die vader van het mooie Nijmeegse meisje in zijn jonge jaren was, liet hij zich ook in met 'onderdrukte' en als het even tegenzat ook nog eens 'neo-koloniaal uitgebuite' Molukkers. Daar kwam nog bij dat iemand hem had wijsgemaakt dat je gratis met de trein kon als je vrienden Moluks waren. “Ik wil zo graag net zo klein zijn als jullie,” sprak die wereld verbeterende vader tot een Molukker die hij in de kroeg tegenkwam, waarop hij niet eens tegen een klap op de bek aan liep maar wel de opmerking kreeg toegevoegd “Nou, dan ga je toch lekker op je knieën zitten, mafkees.” Met zo'n vader – die zich inmiddels likkend, duwend, trekkend tot iets 'Heel Belangrijks' heeft opgewerkt – kan zo'n mooi jong meisje uit Nijmegen of Huissen of Velp of misschien wel uit zo'n inteeltgat als Leerdam wel een pot geld gebruiken. Zeker als men bedenkt dat zo iemand ongetwijfeld een moeder heeft die op oproepbasis leerkracht is van de basisschool, die naar eigen zeggen 'eigenlijk' schrijfster is, 'eigenlijk' operazangeres, 'eigenlijk' kunstschilder en die vanwege dat 'eigenlijk' de dag iedere morgen met een fikse borrel begint, want wennen aan de wereld dat valt niet altijd mee. Met dat geld kan het mooie meisje van 13 ½ jaar uit handen blijven van Jeugdzorg en Gezinsvoogd, van wie ze niet mag klagen over die paar klappen per week die ze wel eens van vader krijgt … “Incest? Ja, dat kunnen we allemaal wel roepen.” “Nou, roep dat dan.” … “En dus,” sprak ik tot mijn Lief. “En dus hoef jij alleen maar zo'n mooi meisje tegen te komen en dat meisje stuur je dan op wereldreis en je werpt je op als haar beschermvrouwe. Dat heet in het moderne Nederlands van de iets minder begaafden een 'win-win-gebeuren' … ”

woensdag 14 juli 2010

Vragen

Guernica - Pablo Picasso

Misschien dat ik in Porto – Saparua iemand vind aan wie ik het vragen kan … “Hoe komt het dat ik mij na 50 jaar nog dagelijks de beelden herinner van die decembermorgen in 1960 toen mijn moeder zo moest huilen?” Mijn moeder huilde omdat zij die ochtend voor de vierde keer een kind verloren was. Mijn moeder huilde met opengesperde mond alsof ze voor Pablo Picasso's Guernica poseerde. Misschien dat ik ook iemand vragen kan waarom God het gebed niet wenste te verhoren van mijn moeders Anak Mas, haar 7- jarige Gouden Kind dat zich verstoutte Hem, de Schepper van het Heelal schuchter aan te spreken. “God, eh … Lieve Heer … Mammie huilt zo want mijn zusje, eh … onze Trixje is erg ziek. Als u Trixje beter maakt dan eh … ik kan Mammie niet troosten … Eh … Amen … ” Misschien dat dan ook de vraag beantwoord kan worden of God's onverzoenlijkheid een oorsprong vond in het feit dat Anak Mas geen enkele smoes onbeproefd liet om 's zondags maar niet naar de kerk te hoeven (liever zette hij de radio aan als zijn ouders, zijn broers en zusters zich onder de gelovigen hadden geschaard om – zoekend langs de zenderschaal – geïmponeerd te luisteren naar toespraken in een hem volstrekt onbekende taal, waarschijnlijk Nicolai Ceaucescu of een andere Oostblok-idioot … in pyjama – hij was immers 'ziek' – orkesten dirigeren op Poolse, Italiaanse of Zwitserse stations, dat mocht Anak Mas op zo'n zondige zondag ook graag doen). Of kwam het wellicht doordat het Gouden Kind, Trooster van zijn moeder, zich nog niet gewassen had toen hij op een ochtend in alle vroegte stuntelig het zelf bedachte gebedje van niks uitsprak in een in onbruik geraakte keukenbarak van het Ambonezenkamp … Het Gouden Kind, erfgenaam van Moederlijke Smarten (niets was hem te mal), had er geen zin in om door vriendjes betrapt te worden want 'Ha Ha … wie gaat er nou bidden, dat doen je ouders toch voor jullie hele gezin, biedjie klot?' Of had het Gouden Kind zelf wel kunnen bedenken dat God daar niet was. Niet op die plek, niet in een vervallen barak waar de stank van de diaspora zich leek te hebben opgestapeld.

dinsdag 13 juli 2010

Het Vaandel, altijd het Vaandel



Voortvarend aan de gang gaan met de dingen die er geregeld moeten worden in verband met de reis naar Maluku en de filmopnamen die er tijdens de reis gemaakt gaan worden, dat is wat Annelotte V en JAJ van mij verlangen … Maar dan rijden Schleck en Contador opeens Evans uit het geel en ben ik toch benieuwd of de één de ander op de hellingen van de Col de la Madeleine de vernieling in gaat trappen, dan blijkt Joch B afgesproken te hebben met zijn Broer J dat die met zijn Lief, mijn Allernieuwste Schoondochter, op bezoek zal komen. (“Op bezoek? Wat is dat voor gezanik? Je bent hier thuis, mijn moeder is jouw grootmoeder. Jouw kind is mijn kleinkind. Niet dat ik mij per se met jouw gezinsplanning wens te bemoeien … ”) Dan is er gauw anderhalf uur voorbij voordat ik bedacht heb dat ik voor Allernieuwste Schoondochter niet speciaal iets lekkers in huis hoef te halen, want dat kan J dan zelf wel doen. Nééf J bellen dan maar, maar die werkt overdag, hij heeft wel een GSM maar niemand weet het nummer – hij zelf ook niet. Neef J weet alles van de familie in Porto-Saparua, van namen, van adressen … “Haar grootmoeder is een zus van jouw grootmoeder en van de grootvader op wie jij lijkt … Ga eerst bij haar langs, dan brengt zij jou wel naar Bapa Radja. Zij en haar man brengen je naar de Rumah Tua.” Dan heeft het eigenlijk geen zin meer om nog aan het bellen te slaan en over bellen gesproken, de Belastingdienst stuurt berekeningen waar zelfs Einstein niet uit zou komen en zo'n reis is natuurlijk reuze belangrijk maar het vermijden van fiscale conflicten is van nog veel meer belang. Einstein is trouwens de bijnaam van Herbert Dijkstra, die commentaar mag geven bij de Tour de France … “Die twee renners in het Rabo-shirt, dat zijn ploeggenoten van elkaar. Ja, dat kan ik u verzekeren, want dat zijn Gesink en Mentsjov en die staan allebei bij de Rabobankploeg onder contract ...” En dan mis ik die eigenzinnige Mart Smeets en dan denk ik aan Mart Smeets en aan die keer bij Knevel en Van de Brink dat hij de IQ-arme, want Raszuivere Nederlander Hero Brinkman van de PVV, terzake diens wensen de burgers van dit Prachtland in het paspoort en naar goed historisch voorbeeld ook in het bevolkingsregister etnisch te laten bestempelen, op waardige wijze van repliek diende. Datzelfde deed Frits Wester in diezelfde uitzending en dan valt meteen op dat het vooral de niet-politici zijn die het Moslim-hatende krapuul terug weten te praten naar de plek waar het thuishoort: buiten de grenzen van de beschaving. En nog voor ik oog in oog kom te staan met mijn Allernieuwste Schoondochter ben ik alweer door woede bevangen vanwege mijn Godvergeten Geliefde Mede-Molukkers die het in hun verweekte hersenmassa haalden op het janhagel te stemmen omdat Molukkers en Marokkanen in Culemborg elkaar te lijf zijn gegaan. Zet die Molukkers en die Marokkanen per Koninklijk Besluit tegenover elkaar in het PSV-stadion, waar toch nooit echt gevoetbald wordt en laat ze elkaar eens flink afrossen. De Molukkers winnen dat, want Marokkanen kennen alleen de techniek van hit and run. (Lukt dat 'hit' niet, dan houdt men in elk geval dat 'run' met van onderen dichtgesnoerde broekspijpen nog over). Wil men – vanwege de kijkcijfers – echt Spektakel dan delegeren wij van Molukse zijde de gevechtstaken aan een willekeurige bijeengeroepen groep Stoere Molukse Meiden bij wie de strijdlust van hun kazerne-grootmoeders zich onverzettelijk in de genen heeft genesteld. Voor De Marokkanen lijkt dat geen probleem, die meppen wel vaker vrouwen (volgens berichten die in elk geval niet door mij bevestigd worden). Gevreesd moet echter worden dat de overwinning reglementair aan de Marokkanen zal worden toegewezen omdat de Molukkers ruim anderhalf uur te laat in het strijdperk zullen arriveren. Molukkers kunnen geen klok kijken, de wijzers zijn 'Dat is onze cultuur' van elastiek. Die springen spontaan terug als er onderweg iets opdoemt met 'Heineken' er op of 'iets' waar lange benen en minstens zo lange blonde haren aan te onderscheiden is. En komen ze zonder hindernissen Eindhoven binnen dan kennen ze daar toevallig nog een neef van een tante en daar weer de buurman van, waar eerst een beleefdheidsbezoek aan moet worden afgelegd.
Molukkers, ik zou ze allemaal in het hart willen sluiten, vandaar dat ik de reis terug naar het Vaderland ga ondernemen. Ik ben benieuwd of het cinematografisch verantwoord is, het Grote Hoofdschuddend Zwijgen van de Wijzen daar in Porto-Saparua als ik de vraag durf te stellen “Mogen wij dit allemaal de Blanken aanrekenen, ook in gevallen waar wij het zelf zijn die het Vaandel vertrappen?”

maandag 12 juli 2010

Na de finale



Ook wel eens aardig om mee te maken: 's morgens vroeg in een overvolle intercitytrein zitten, een dag nadat het Nederlands Elftal de finale van het WK Voetbal van Spanje (Catalonië) heeft verloren. Nergens op het station van Nijmegen is meer een Metro te bemachtigen, maar geen van de bedrukt zwijgende passagiers durft het krantje open te slaan want om nou gezamenlijk te gaan zitten huilen om hetgeen er wordt geschreven over wat men de vorige avond reeds in het eigen vlees voelde vlijmen, dat is toch een vorm van eendracht waar we nog geen traditie van hebben gemaakt. Dat zou wel aardig zijn geweest … de conducteur die notoire zwartrijders vergevingsgezind in de armen sluit. “Ach, jij kan er ook niets aan doen. Het kwam door die scheidsrechter die met geel liep te zwaaien alsof het zijn Jongeheer was en Van Bronckhorst moest het vliegtuig naar Maluku halen en Robben was bang de rode kaart te krijgen als hij te hard op doel zou schieten. En dan die Braafheid, waren alle negers maar net zo braaf.” Maar zulks gebeurde niet, dus over tot de orde van de dag en die dag begon om zeven uur toen de wekker ging. Na de kater van de finale was ik aan de drank gegaan waardoor de eerste kater gezelschap had gekregen van zowaar een tweede narrig beest dat uit alle macht probeerde om die bal van Iniesta alsnog uit het doel te meppen. Niet dat ik het de Catalanen niet gunde (“Gewoon die Nigel de Jong treiteren, die werkt dan als een magneet op het kaartenstapeltje van de scheidsrechter.”), maar Mijn Lief had mij uitgenodigd op een familieweekeinde waarop ik kennis mocht maken met een keur aan aimabele broers, zusters, neven en nichten. Er zou en er werd daadwerkelijk naar voornoemde finale gekeken en om er tegenover de Schoonfamilie blijk van te geven dat het 56-jarige integratieproces mijnerzijds zijn vruchten begon af te werpen had ik voor de van oorsprong feestelijk bedoelde gelegenheid een oranje haarband omgedaan (waardoor het nog heel lang duurde voordat de Catalanen het lef hadden dat doelpunt te maken). “Wat zie jij er opeens heftig uit, Schat.” “Ja, luister eens. Ik wil gewoon goede sier maken bij je familie en in deze vertegenwoordig ik alle in Nederland woonachtige Molukkers die de Hollander een goed hart toedragen. Al jullie fouten zijn vanaf nu vergeven, dat scheelt een stuk of drie zittingsdagen om al die flauwekul op te sommen.” “Ja ja, ga je aan de drank? Of heb je al het nodige op?” De orde van de dag betrof een afspraak te mijnent op het idioot vroege tijdstip van 10.00 uur met de filmmakers JAJ en Annelottte V (die derde 't' staat echt op haar visitekaartje, de ontwerper mag op eigen kosten een alfabetiseringscursus volgen). Dat het hier om een idioot vroeg tijdstip ging op de ochtend na … 'wat word ik hier moe van' … , dat realiseerde JAJ zich opeens ook en hij stuurde mij een mailtje waarin hij het voorstel deed de afspraak enkele uren te verlaten en wel met het oog op – wat was het ook alweer? – de finale van het Wereldkampioenschap Voetbal in Zuid-Afrika. Het Nederlands Elftal zal opnieuw een poging wagen zoveel mogelijk Amsterdamse woonboten tot zinken te laten brengen en dat werkt nu eenmaal bezwarend op het gemoed. “Fijn,” dacht ik toen ik het bericht een dag te laat las. “Had je me niet kunnen bellen? Dan hadden Mijn Lief en ik elkaar aan de ontbijttafel op droeve toon de oorlogsberichten in de krant van het voetbalfront kunnen voorlezen. Maar JAJ wens ik niet hard te vallen, want hij maakt prachtfilms en één van die films zal gaan over de Zuid-Molukse Schrijver Frans Lopulalan – geboren te Porto op Saparua/ter wereld gekomen in Woerden, Nederland – die wel het één en anders wel het andere te vertellen heeft over het bestaan van Molukkers in Nederland en over de vraag hoe lang het duurt voor hij iets aardigs over zijn Blancke Medemenschen zal weten te verzinnen. ('het één en anders wel het andere' … Collega Alfred B. begreep niet meteen dat hier een bijzonder leuk taalgrapje werd gemaakt toen ik deze verzonnen uitdrukking een keer in een tekst gebruikte waar hij de rode pen overheen liet razen … “Lachen Alfred, tering-Indo … ”). En inderdaad kwamen meneer en mevrouw pas enige uren later, zodat hun gastheer alle tijd had om met veel koffie de katerkreukels uit zijn smoelwerk te drinken. JAJ met weer één van zijn mooie overhemden aan, Annelottte V met de vraag of er gerookt mocht worden. Er moesten spijkers met koppen geslagen worden want wat heeft men aan een film over De Beroemde Schrijver als men in het kader van datzelfde Cinematografische Hoogstandje voornoemde Frans Lopulalan niet met de camera volgt op zijn allereerste reis naar het vaderland, een reis waarop hij begeleid zal worden door zijn jongste zoon, Joch B. “Of andersom? Ook erg interessant om voor de camera te bespreken.”

zondag 11 juli 2010

Finale ...


Opvoeden, het is bij tijd en wijle een klusje dat ik graag zou willen delegeren aan een ouderwetse sergeant van het Onvolprezen KNIL. Vooral als Joch B na twee dagen werken bij Albert Heijn de derde dag weigert te gaan en wel vanuit de verantwoordelijkheid ten opzichte van zichzelf. Joch B voorziet namelijk dat hij onvermijdelijk met Justitie in aanraking zal komen, want “Als die chef nog één keer zo'n smoelwerk tegen mij opentrekt, dan sla ik 'm dood.” En dan doet Pa eerst net alsof hij zelf bij dat Onvolprezen KNIL gediend heeft. Hij vergt het uiterste van zijn stembanden om het verdwaalde voetvolk tot de juiste handelingen op de slagvelden van het maatschappelijk leven in dit 'Prachtland met al zijn verworvenheden en beschavingselementen' te inspireren. Maar terwijl hij zijn eigen reeds lang betreurde vader probeert te imiteren ziet hij de beelden terug van de keren dat hij zelf erop sloeg. Dan schraapt hij uit alle hoeken en gaten van het opeens veel te kleine huis het geduld bij elkaar, daar doet hij een etmaal over en hij probeert het kind ervan te overtuigen dat slaan niet noodzakelijkerwijs het enige antwoord is op onbeschoftheid. “Je kunt misschien eerst tot honderd tellen … en niet te snel natuurlijk, ha ha ha, da's niet eerlijk … en dan zeg je die man (hij wil eigenlijk zeggen 'die godvergeten klootzak die met zijn poten van mijn kind moet afblijven, want ik sla hem en die hele godvergeten Albert Heijn ondersteboven … Und von jetzt ab wird Bombe mit Bombe vergolten' ... ) dat je niet op die manier wenst te worden aangesproken. Misschien leert die man er wat van. Jij kunt toch dingen uitleggen? Op school hadden je medeleerlingen ontzag voor je... ” – Maar hij weet ook wel dat die medeleerlingen vooral ontzag hadden voor de stierennek, de brede schouders en de spierbundels van dat Joch met die blik in de ogen waar het Joch een wapenvergunning voor zou moeten aanvragen. Dan neemt het medelijden met het verdwaalde kind de overhand. “Toe maar, laat ook maar. Dat wordt niets zo, je moet je werkzame leven niet met een strafblad beginnen.” Maar het medelijden verandert in ergernis als het WK Voetbal in Zuid-Afrika aan de gang is. Als het Joch aanmerkingen maakt op de buren die hun flat in een oranje inferno hebben omgetoverd. “Die mensen behoren tot een maatschappelijke groep die dagelijks trappen krijgt. Hier verheugen ze zich op, dat moet je hen gunnen. Dat hoort bij de beschaving.” “Da's waar, Pap.” Maar het Joch is niet enthousiast te krijgen over de verrichtingen van het Nederlands Elftal op dat WK. Totdat hij door zijn leraar Malajoe, Rudy M, wordt uitgenodigd om samen met hem – Rudy M – en zijn familie naar de finale van het WK te kijken. Een barbecue erbij, een drankje, wie weet een vuvuzela en het gevoel dat samen voetbal kijken simpelweg leuk kan zijn. Rudy M, echt een Molukker aan wie je wat hebt, met wie je de opvoeding kunt delen.

zaterdag 10 juli 2010

Robin van Persie


Zomaar een kop in de Volkskrant van zaterdag 10 juli 'Robin van Persie: “Ik hoop dat Nelson Mandela er zondag bij is. Dat zou de finale nog meer cachet geven, vind ik.”'. Aardige jongen, die Robin van Persie. Opeens gun ik het ze van ganser harte, die jongens van 'Ons Oranje'. Van Persie, dat zie je aan zijn gezicht, is er zo één die wel eens andere boeken leest dan de pulp die Peter R de Vries in de boekenkast heeft staan. Hij is ook nog eens getrouwd met een moslimmeisje (informatie die ik uit de Voetbal International heb gehaald. Een blad dat natuurlijk ver beneden mijn spreekwoordelijke beschavingsniveau is, maar men moet toch wát lezen als men bij de kapper op zijn beurt zit te wachten. Ik had ook een sensatieblad kunnen pakken met de allernieuwste borsten van zo'n zielig meisje dat bij GTST als kapstok mag figureren, maar dan zou mij dat op een kleine relatiecrisis met mijn aanwezige Geliefde hebben komen te staan … “En je pantalon gaat er zo strak van zitten,” zou de buurman zeggen). En samen krijgen ze aardige kinderen die geen weet van Jihad zullen hebben. Niet zoals die jonge Moslimmeisjes hier in Zeist die mijn dochter voor 'hoer' uitschelden omdat mijn dochter met dit warme weer in shorts en met een mouwloos hemdje aan over straat mag en zij niet. “Maar dat is mijn schuld toch niet?” “Nee, dat is jouw schuld niet, maar ook niet die van hen. Er is hier geen sprake van schuld, hier is sprake van een drama. En er zijn alleen slachtoffers.”

vrijdag 9 juli 2010

Hup Holland Hup



Van harte hoop ik dat Nederland de finale van het WK voetbal van Spanje gaat winnen. Alleen al mijn eigen woordkeuze, alsof het om 'Nederland' en om 'Spanje' gaat. Maar ja, die Spanjaarden (de Catalanen voor het gemak er even bij gerekend, het is anders zo sneu voor Puyol die de winnende treffer tegen 'de Duitsers' maakte – heette je vroeger in Duitsland Podolski, overigens, dan werd je van Reichswege getrakteerd op een wel zeer lange vakantie in Polen), die zijn natuurlijk de Tachtigjarige Oorlog nog lang niet vergeten en het moet nu maar eens afgelopen zijn met al die slecht Spaans sprekende Hollanders op de stranden van Benidorm. Die Hollanders willen maar wat graag 'Olé Olé Olé Olé' uitroepen als het hen zo uitkomt, maar als het om de bijbehorende stieren gaat dan sturen ze een verontwaardigd foeterende Marianne Thieme naar het Iberisch schiereiland – Visie en Denkkracht, het zijn nu eenmaal twee originele Hollandse exportproducten. Laat dit land in godsnaam dankzij Wesley en Arjen en Rafaël en Mark en Joris en Johnny en Nigel en ook nog Maarten en Gio het nationale chagrijn even loslaten. Maar wat als de Spaanse Armada de Hollandse baggerschepen ondersteboven vaart? Dan hoeft men ter verdediging van het Nationale Imago niet op Robert Gesink te rekenen, want die rijdt in de Tour de France mee met een parachute op de rug. 'We' willen niet meemaken dat hij onbeschermd bij een afdaling in de Alpen het ravijn in fietst. Dan openbaart zich de gruwelijke werkelijkheid van Blonde Geert die in de Tweede Kamer vragen stelt over al die 'knettergekke' 'allochtone' voetballers – Nigel de Jong voorop, die krijgt twee keer geel na tackles op Iniesta en Busquets – die toch nooit raszuiver een bal kunnen raken. ('Allochtoon', overigens, wie heeft die poëtische pracht/krachtterm ooit bedacht? Die moet nou echt eens het Nobelprijs-comité Wereldliteratuur bellen, want er staat een emmer geld op hem of haar te wachten en de werkster heeft die emmer nodig). Ik ken Molukkers – landgenoten van mij en ik heb geen idee of dat ooit nog eens in mijn voordeel gaat werken – die, willens en wetens en ook nog eens aantoonbaar beschikkend over een redelijk functionerend verstand (en die naar verluidt ooit eens Belijdenis hebben gedaan in de Zuid-Moluks Protestantse Kerk), durven beweren dat er helemaal niets mis kan gaan als 'wij' het tegen die Spanjolen moeten opnemen. 'Wij' hebben immers Giovanni van Bronckhorst, nazaat van het Onvolprezen Koninklijk Nederlandsch Indisch Leger. Die schiet zo nu en dan vanaf de eigen linker cornervlag een granaat af die onhoudbaar in het Spaanse doel belandt en tussen de gevechtshandelingen door rookt hij een kretek en drinkt hij een kopi tubruk. Chauvinisme, dat is nou een onversneden Moluks importproduct waarmee men goed voor de dag kan komen. (“Het doel van die Spanjaarden was veel te groot en die bal had overduidelijk doping gebruikt.” Dat is wat men kan zeggen als het hem toch lukt, onze Gio).

donderdag 8 juli 2010

Nederland, O Nederland



Het moet afgelopen winter geweest zijn dat Ivo Niehe, Karin Bloemen, Jan Mulder en Jörgen Raymann, elkaar op alweer zo'n feestje voor Wat Zijn Wij Toch Bekend Nederlanders tegenkwamen. Men was daar allemaal snotverkouden, die lange neuzen deden van 'drup, drup, drup'. En wat heeft men nou aan een druppel snot als er geen gloeiende plaat in de buurt is? Zuid-Afrika, daar moesten ze heen want daar wonen allemaal zielige kinderen en hoe zielig die kindertjes zijn mogen we heus wel vergeten, maar niet in de weken dat in datzelfde Zuid-Afrika het WK Voetbal wordt gehouden. Mag de vuvuzela ook eens voor die arme zwartjes klinken? Als je niet zo'n heel erg goede interviewer bent, als je vooral 'lollig' bent, als je regelmatig te horen krijgt 'Ja-ha Jan … nou weten we het wel', als je vooral bezoekers trekt (Brave Hollanders Met Schuldgevoel) door je arme voorouders – door de Hollanders als slaven verkocht – ten eigen bate te exploiteren en als je niet gevraagd bent om op tv je bijdehante mening te geven over het Nederlands Elftal op dat WK, dan kun je die arme zwarte schapen in de townships wel gebruiken om het eigen ietwat groot uitgevallen ego aan een extra poetsbeurt te helpen. En dus wordt er op televisie gezongen, een dansje gedaan en geklapt, vooral veel, heel veel geklapt … Bravo mensen, dat je voor maar liefst € 10 per jaar lid bent geworden van Unicef … voor dat geld slaat een junk zijn eigen kind nog niet eens dood.

woensdag 7 juli 2010

Buurman


Moluks Lijflied - Voorzanger: Giovanni van Bronckhorst

Toen ik hier kwam wonen en met schildergerei en ander gereedschap de flat op orde bracht, kwam de benedenbuurman mij van harte welkom heten met de woorden die nog regelmatig hier aan tafel geciteerd worden … “Hoe lang nog boren?” Zoals het er nu naar uit ziet zal meneer vanaf aanstaande zondag, als Nederland met 4-3 van Spanje gewonnen heeft, enige dagen, zo niet enige weken druk zijn met her en der aanbellen om feestende medebewoners te trakteren op een hartelijk “Hoe lang nog vuvuzela? Hoe lang nog Olé, Olé Olé Olé. Wiejaardutjempjuns?” Verleden week stond meneer weer eens voor de deur – “Nee maar, goedemiddag buurman,” zei ik, net zoals de vorige keer – en het was hem er deze keer om te doen mij erop te wijzen dat hij last had van lekkage door het plafond van het toilet, afkomstig uit mijn woning. “Wat ellendig nou, buurman. En u denkt natuurlijk niet 'dat is handig, nou kan ik plassen en douchen tegelijk en dat laatste ook nog profijtelijkerwijs op kosten van de buurman' … Weet u wat, ik zal morgen onmiddellijk de huismeester bellen want onrecht, daar moet men hier in Nederland altijd tegen optreden. Dat weet u vast nog wel nog wel van de inburgeringscursus.” “Ik ook zal bellen,” zei de man. Daarop gaf ik hem de tip (dat leren ze de arme mensen niet op inburgeringscursus) dat hij aan de telefoon vooral de nadruk moest leggen op het 'probleem'. “Dus niet zeggen 'Die klootzak van een bovenbuurman seyckt me op de kop en daar moet jij wat aan doen', want dan gaat de huismeester liever met de collega's de kroeg in of hij gaat tussendoor lekker gynaecoloogje spelen met je eigen buurvrouw, die gebeld heeft in verband met een geheel ander soort lekkage waar de jeugd van tegenwoordig aan ten onder dreigt te gaan. Dus altijd zeggen 'Goedemorgen, meneer. Hoe is het met u? U heeft het natuurlijk druk in uw hoge functie … met de kinderen en moeders de vrouw ook alles goed?' Daarna het gelul van de huismeester gewoon aanhoren, die komt vanzelf op het idee om een keer te vragen 'Maar wat kan ik voor je doen?' En dan zeg jij 'Ik heb een 'probleempje', meneer. Een 'probleempje' … dan sta ik zo te plassen, weet je wel. Te plassen, te plassen en een beetje te zingen – Olé, Olé Olé Olé. Hup Holland Hup … En dan voel ik opeens drup, drup, drup, weet je wel … drup, drup, drup … en dat is wel een beetje een 'probleem', meneer.' Zo moet je dat een beetje brengen, buurman. Want, weet je, meneer de flatbeheerder is Molukker en ik ken die Molukkers. Leg ze een probleem voor en de Geest van het onvolprezen KNIL wordt over hen vaardig. Verzin er desnoods een dementerende grootmoeder bij en een stuk of wat huilende kinderen, dan zul je zien: meneer de Molukker komt terstond dat bed van die overspelige voornoemde buurvrouw uit gesprongen. Sentimentele idioten zijn het, buurman."

dinsdag 6 juli 2010

Hollands Glorie


Luciano Pavarotti - Ave Maria

Dan maar naar diverse uitvoeringen van het Ave Maria luisteren op een per ongeluk gevonden radiostation op internet. Op mijn lievelings-nachtzender Radio 1 houdt men zich bij Casa Luna bezig met voetbal. Luisteraars mogen bellen en vertellen waar men de wedstrijd Nederland-Uruguay heeft gekeken en waarom of waarom ook niet. Wat men zich nog herinnert van de WK-finale 1974 (Ik herinner me Duitsers op de boot van Den Helder naar Texel, vlak na die door Nederland verloren finale, die bijzonder geïntimideerd waren door alle boze blikken en die toen aangemoedigd vrijwillig al hun geld afstonden om de Hollandse fietsindustrie extra te stimuleren) en of men zondag de finale bij de buren zou gaan kijken als de eigen televisie onder het vuvuzela-geweld zou bezwijken, ook al heeft de buurman zijn hand wel eens in de kleding van uw vrouw laten verdwalen toen hij een kopje suiker kwam lenen. Terwijl mevrouw die kleren (legging met tijgerprint, t-shirt in de Nationale Kleuren) nog aanhad, werd er nog vanwege de zorgvuldigheid bij gezegd, want een misverstand is zo geboren. Het is te hopen dat Nederland eindelijk eens Wereldkampioen wordt, dan zijn 'we' eindelijk eens van allerlei schuld- en minderwaardigheidscomplexen verlost: het legendarisch heroïsche reddingsplan voor de Joodse burgers dat pas op 6 mei 1945 gereed kwam, Indië kwijt, weggehoond uit Srebrenica, al die jaren PS fokking V in de Champions League en nooit meer mogen meedoen aan het Eurovisie Songfestival. Laat dit land nou eindelijk eens een vorm van Grootsheid aan de dag leggen, want dat mag wel na die 24 zetels voor de Blonde Mensenvrienden in de Tweede Kamer van Hare Majesteit's Eigen Staten Generaal, om maar te zwijgen van de Volkskrant waarin ik onlangs iets las over de 'eigenaresse' van het één en anders wel het andere Modehuis (het kan ook een varkensfokkerij of een kwartjesbordeel voor het lagere kader – een ander hebben ze daar niet – van de PVV geweest zijn). Wat er precies met mevrouw aan de hand was is mij niet bijgebleven, maar de redactie had er wel bij mogen vermelden dat 'eigenaresse' een ander woord is voor 'bezitsterin' of 'bezitstereuse'.
“Hun verkwanselen d'r eigen taal.”

maandag 5 juli 2010

Monoloog


Foto Derek Leatemia (my own place with on the wall artpiece by Eddy Manuhutu: "Arumbai”)

Nog 88 dagen, nog 12 weken en 4 dagen en dan is het 2 oktober. De dag waarop ik voor zes weken het politieke gekakel rond Paars Plus (het zal wel Min worden), de waarschijnlijk weer teleurstellende resultaten van Ajax en de Werkelijk Schitterende Columns van Ronald Giphart in de Volkskrant een fiks aantal weken achter mij mag laten. Dan is het één dag geleden dat het één jaar geleden was dat mijn moeder voorgoed de vleugels uitsloeg. Ze zal de engelen hebben weg gemept – “Aan de kant, ik wil eerst naar Mijn Man, die ooit om mij gok- en dranklust en zelfs de nicotine afzwoer. Zeg maar tegen God dat ik straks wel kom, we hebben immers een eeuwigheid de tijd.”
Die moeders van het onvolprezen KNIL, waar droomden ze van toen ze op de troepentransportschepen naar dit Prachtland kwamen, met al zijn beschavingselementen zoals, eh … nou, u weet wel, of u weet het niet, ook goed hoor, het is uw feestje … Of waren het uitsluitend nachtmerries waaruit ze iedere ochtend ontwaakten, als ze al de slaap konden vatten.
Over die vragen moet maar eens een theaterstuk worden geschreven, meer bepaald een monoloog en die monoloog ga ik maar eens schrijven, samen met niemand minder dan Nel Lekatompessy. En wat een tref: er was eens een Molukker en die kwam in het wild zomaar twee landgenoten tegen en aangezien ze geen van drieën bij het KNMI werkten en ze het voetbal maar liever aan Ajax overlieten, restte hen geen ander gespreksonderwerp dan De Schone Kunsten. Derek Leatemia en Dustin Lalihatu spannen zich in om met hun Kunstenaarsorganisatie BTHECITY Molukse Topkunstenaars naar gerenommeerde musea te begeleiden. 'Niet dat godvergeten gelummel op de vierkante millimeter die je als Kunstenaar gegund wordt in tochtige ruimtes waar het sentimentele gesnotter van de neo-kolonialen tussen de vitrines met ambachtelijk gesnelde, antropologisch verantwoord opgemeten koppen uit de geluidsboxen opklinkt. En dat alleen maar omdat je als Kunstenaar geen Europeaan bent en daar ook niet voor gehouden wenst te worden.' “Het Vaandel dient verdedigd te worden,” spreken we ferm … en dus moet een eerste openingsexpositie gepaard gaan met zang, dans en theater. En zo kom ik die 88 dagen, die 12 weken en vier dagen wel door.

zondag 4 juli 2010

Meisjes van Vijftien


Vijftien is ze nu en hoe snel zijn de jaren voorbijgegaan, bedenk ik mij, als de trein op Amsterdam Amstel stopt en ik daar in het halfduister een affiche zie oplichten van 'Pluk van de Petteflet' van Annie MG Schmidt. Daar las ik vroeger het meisje uit voor en uit de klassieke sprookjes, bewerkt door Jacques Vriens. En hoe klein was de wereld voor haar toen nog, niet veel groter dan de omvang van haar vaders omarming, de schoot van haar moeder, de beschermende schaduw van drie Grote Broers. En ze kon toen nog niet weten dat er naast het universum van 'Tommie en Lotje' en 'Sesamstraat' nog andere werelden bestonden, waarin mensen om den brode de geboortegrond moesten verlaten om aan een lange, lange mars te beginnen. En dat hun voetstappen generaties achtereen zullen doordreunen.

vrijdag 2 juli 2010

Over voetbal gesproken



“Breek 'm de benen … Pak 'm … Schop 'm onderuit.” Men zou zich kunnen voorstellen dat mijn benedenbuurman (die ene met – jawel hoor – de vuvuzela en de oranje kabaalvlaggetjes aan het balkonhek) dat riep toen Felipe Melo zijn noppen in het bovenbeen van Arjen Robben zette (dat mocht klaarblijkelijk niet van de FIFA want hij werd met een rode kaart van het veld af gestuurd, Melo welteverstaan), maar het was de Toen Nog Niet Zo Heel Erg Oude Vrouw in de jaren zeventig van de vorige eeuw. De dame, die mij ter wereld bracht, permitteerde zich zulke kreten als een tegenstander het op haar lieveling, Johan Cruijff, gemunt had. “Moet je dat zien, dat kan toch niet? Ze moesten hem, ze moesten hem … ” “Nou, Ma? Wat moesten ze? Vermoorden? Ter plekke begraven in het strafschopgebied? In de middencirkel? Armen en benen afzagen?” Mij werden van diverse kanten boze blikken toegeworpen, want de Meiden van de KNIL-kazerne lieten op latere leeftijd hun temperament alleen nog maar gelden als ze in elkaars gezelschap verkeerden. Zonder die vriendinnen hadden ze geen van allen behoefte aan Ajax, dan klaagden ze ieder voor zich dat ze Peyton Place misten omdat de mannen weer zo nodig naar dat idiote voetbal moesten kijken. Maar zochten ze elkaar op, dan zaten de Eerbiedwaardige Dames bijzonder precies taugé-staartjes af te nemen en haalden ze herinneringen op door alleen maar een plaatsnaam te noemen. “Weet je nog … Bandoeng … ?” “O ja, dat weet ik nog, maar ja … ach … De mens wikt en God beschikt.” “En weet je nog, toen?” “Wat bedoel je? O, je bedoelt … ” “Ja, toen … ” Dan lachten ze tot de brillenglazen besloegen om hilarische momenten uit het verleden waar zo'n 'Verwend Rotjoch Dat Niet Eens In De Kazerne Geboren Was' geen enkele weet van had. En zo'n joch moest dan ook geen opmerkingen maken als de Meiden van de Tangsi toevallig zin hadden om een aanrander van Hun Cruijff dood te wensen. Eigenlijk hadden ze het liefst dat het 'Verwende Rotjoch' en al die anderen die 'het' allemaal niet hadden meegemaakt zich elders gingen amuseren. Dan hadden De Stoere Meiden de televisie voor zichzelf en als er dan een hysterische lachsalvo opklonk, die prompt verstomde als zo'n 'Verwend Rotjoch' op het kabaal af kwam, dan bleek dat de VPRO een programma met blote vrouwen uitzond.

donderdag 1 juli 2010

Een eerste keer



Dit is dan het eerste jaar zonder de Zeer, Zeer Oud Geworden Vrouw. Al sinds die dag in oktober dat ze voorgoed vertrok in een roes van morfine verbaas ik mij erover dat de tranen uitblijven. Of beter gezegd: het zijn zoveel tranen, men zou er maar in verdrinken. En verdrinken doe ik dan toch liever in een zee van bier en bacardi-cola. Maar dat kan helemaal niet, want mijn dochter wenst verjaardagsvisite te ontvangen en voor het bezoek dient traditiegetrouw door Vader gekookt te worden. Dit is de eerste keer dat de Zeer, Zeer Oud Geworden Vrouw niet op de verjaardag van haar jongste kleindochter zal verschijnen. “Vandaag is uw kleindochter 15 jaar geworden,” dacht ik nog toen ik 's morgens wakker werd, maar ik kreeg niet bepaald de indruk dat de Zeer, Zeer Oud Geworden Vrouw voornemens was zich los te maken uit de Hemelse Omhelzing van meneer Mijn Vader. En toen ik eenmaal aan het aanrecht, achter het gasstel stond bedacht ik dat ik de geuren van vroeger wel eens zou kunnen opsnuiven als ik even de keuken uit zou lopen om daarna, weer teruggekeerd, hetzelfde te ruiken als vroeger bij de toen Nog Helemaal Niet Oude Vrouw in haar keuken in ons barakkenkamp.
En ik dacht aan de feestmaaltijden met Kerstfeest, met haar verjaardag, de verjaardag van mijn vader. Hoe ze daar tegen de tranen vocht omdat ze wist dat na het feest er onvermijdelijk dagen zouden komen van kale rijstmaaltijden met een scheutje ketjap en een klontje boter.
“Niet huilen,” sprak de toen Nog Helemaal Niet Oude Vrouw tot haar kroost. “Ik huil wel voor ons allemaal.”